De menselijke natuur op Terschelling
De feestelijkheden rondom de 35ste editie van Oerol, waarin het thema ’tijd’ in vele gedaantes terugkeert, beginnen al op het moment dat de zonnige gele entreekaarten op mijn deurmat vallen. Een verwachtingsvol gevoel tintelt vanuit mijn tenen richting mijn hart, waar dit bijzondere festival vol locatietheater, landschapskunst en muziek een speciaal plekje verworven heeft. Omdat het programma dit jubileumjaar te veel moois beloofde om alleen te kunnen zien, deel ik de feestvreugde met redacteur Tamara de Reus. Haar Oerol-ervaringen zullen later deze week verschijnen. Die van mij beschrijf ik aan de hand van de thema’s Tijd, Trippen en De menselijke natuur in drie delen.
De Dansers – Ten Noorden van Nergens
Een van Terschellings meest fascinerende locaties, het hoogste punt op Seinpaalduin met uitzicht over een groot deel van het eiland, wordt in Ten Noorden van Nergens helaas weinig benut. Het zicht dat zich tussen twee duinen door voordoet op de Waddenzee met daarachter Terschellings meest oostelijke puntje is het enige uitzicht vanaf de tribune, waar nauwelijks mee wordt gespeeld. De Dansers speelden in de choreografie van Josephine van Rheenen vooral met elkaar en hadden daar zichtbaar veel lol in. De duin is hun speeltuin, waarin zij hun eigen grenzen en die van elkaar verkennen. Ze vallen, vechten en vieren met elkaar hun lijfelijke menselijkheid waarin ze veel oogcontact maken met het publiek. In de choreografie wordt moderne dans verweven met capoeira, waardoor beide vormen niet echt tot hun recht kunnen komen. In de muziek, live gespeeld door de indiefolkband La Corneille, komt de intensiteit van de overgave aan de (menselijke) natuur het best tot zijn recht. Deze drie muzikanten zijn de stuwende kracht achter De Dansers.
Ulrike Quade Company – DE WAND
In DE WAND van Ulrike Quade Company lijk ik mij midden in een apocalyps-scenario te bevinden. Slingerende bospaadjes leiden mij langs onnatuurlijke voorwerpen, die met de soundscape van Strijbos & Van Rijswijk klinkend door de koptelefoon mij een onheilspellend gevoel geven. Eenmaal aangekomen bij de tribune ben ik omsloten door bos, zittend te midden van naaldbomen met dunne stammen en prikkende takken, de een nog ieler dan de ander. Door de schel klinkende klanken ga ik de boom pal voor mij met argwaan bekijken: wat zijn dat eigenlijk voor gekke groene plekken? Het lichte groen dat zich links van mij uitstrekt lijkt te fel, als in een computerspel. Ik weet niet meer of de vogels in mijn koptelefoon of in de lucht fluiten. Dan klinkt de stem van Harriet Stroet in mijn oren, zij speelt zeer overtuigend een vrouw die alleen met haar hond in haar weekendhuis in de bergen leeft. Later krijgt zij gezelschap van meer dieren, die zij laat leven met haar poppenspel. De ramp die zich heeft voltrokken wordt in het ongewisse gelaten, de eenzaamheid van de vrouw die dit tot gevolg heeft blijft interessant genoeg gedurende de voorstelling. Hierin wordt slim gebruik gemaakt van de locatie: als de vrouw met haar hond achter de helling verdwijnt waarop zij speelt, ontvouwt zich voor mij een denkbeeldige wereld verder. Ook de plaatsing van de tribune tussen de bomen draagt sterk bij aan de totale ervaring: de bomen waar het publiek omheen moet kijken worden onderdeel van het toneelbeeld. Het zicht wordt hierdoor geregeld beperkt, maar de voorstelling wordt hier juist als werkelijker door ervaren: de vierde wand verdwijnt in DE WAND. Ik word onderdeel van de verhaalwereld waarbij de natuur de toeschouwer met cultuur verbindt. Dit theater is als een ultieme imaginary-realityervaring.
Stichting Daria Bukvić – Nobody Home
In het Hoornse Bos staat de locatiebewerking van Nobody Home, de voorstelling gemaakt door een jonge generatie gevluchte theatermakers waarop al veel lofzangen geuit zijn en die na de herneming het afgelopen seizoen het komende seizoen opnieuw in het theater te zien zal zijn. Deze omgeving heeft voor mij echter geen meerwaarde, al zou het bospad dat naar de voorstelling leidt door de attributen erlangs als vluchtroute gezien kunnen worden en benadrukken de tot lampionnen omgetoverde tassen de dieptewerking van het bos. Even dringt de gedachte aan een Terschellinger Jungle zich aan me op. Aan het begin van de voorstelling leidt de omgeving mij namelijk af van het toneelbeeld, dat daar wat verdwaald staat. Maar al snel ga ik op in de verhalen van de spelers, waarbij ik Majd Mardo als jong jongetje in Syrië over straat zie lopen en Vanja Rukavina zijn frustratie over de complicatie van zijn herkomstsituatie heel begrijpelijk voor mij maakt. Samen met Saman Amini, wiens gezongen tekst dynamisch werkt, laten zij ons hun kennismaking met Nederland ervaren. Dat land wat niet altijd even tolerant blijkt te zijn. De momenten waarop de spelers even uit hun rol stappen om een ander van commentaar te voorzien (waarbij ook het publiek niet gespaard blijft), doen soms wat flauw aan, maar missen hun effect als luchtig intermezzo niet. Daarbij benadrukken deze uitstapjes het gegeven dat de spelers op het toneel hun eigen verhalen vertellen, waardoor deze nog lang na blijven klinken in mijn hoofd.
Moeremans&Sons / Noord Nederlands Toneel – Crashtest Ibsen III: Ik zie spoken
Na deel I en II uit de Crashtest Ibsen-reeks is Crashtest Ibsen: Ik zie spoken een derde wederom metatheatrale bewerking, geschreven door Joachim Robbrecht en geregisseerd door Sarah Moeremans. Crashtest Ibsen: Nora was vorig jaar voor mij een zeer verrassende kennismaking met dit werk. Helaas doet Ik zie spoken dit jaar meer als een welbekend kunstje aan dat opnieuw wordt uitgevoerd. De actualiteit wordt gekunsteld aan haar haren het verhaal ingesleept, waarbij datingapps, ondernemers, verandermanagement en vluchtelingen her en der opduiken en de imaginaire locaties en personages gecreëerd door de auteur en hijzelf openlijk op het toneel becommentarieerd worden. Dit doen de acteurs met veel plezier, waarbij zij veelal mét hun personage spelen. Deze personages nemen het heft in eigen handen: zo verzekert mevrouw Alving zich tegen de in Ibsens Spoken onontkoombare brand. Maar ook in Crashtest Ibsen is het vuur niet te controleren en gaat het net gebouwde weeshuis toch in vlammen op, samen met de verzekeringspapieren. De mens is 135 jaar na Spokens dato nog steeds net zo min te controleren…