Recept tegen plantenblindheid
Het is lente en groen is overal om ons heen. Maar wat zien we nu werkelijk? Volgens Norbert Peeters gaan we veel te onverschillig met onze plantenvrienden om. Dient het enkel als decor waartegen de grote mensenwereld zich afspeelt. Wij leiden aan platenblindheid en moeten genezen worden.
‘Planten lijken een saai en geworteld bestaan te leiden, roerloos vastgenageld aan de grond’, schrijft Peeters in zijn voorwoord. Een zekere bisschop genaamd Paley concludeerde ooit dat bloemen er enkel zijn om mooi te zijn voor de mens. Dat niets minder waar is bewijst Peeters met zijn boek Botanische revolutie. Aan de hand van de plantenleer van Charles Darwin (1809 – 1882) neemt de botanisch filosoof ons mee naar een wondere wereld die in niets onderdoet voor het dieren- en plantenrijk. Dat laatste zit hem in het onverwachte. In de vindingrijkheid die de plantenwereld aan de dag legt om zich voort te planten, te groeien en te overleven.
Tot voor kort was ook de schrijver van dit gepassioneerde boekje stekeblind. ‘Ik wist minder van planten dan de gemiddelde gorilla. (…) Al die groene pracht ging aan mij voorbij.’ Tot hem op een dag de besneeuwde takken van een libanonceder opvallen en er een klein straaltje licht doorsijpelt; hij begint te zien. Niet enkel de planten zelf, ook het hiaat in de boekenkast wanneer het gaat om Darwinlectuur betreffende zijn botanische werkzaamheden. En dat terwijl Darwin zich toch de helft van zijn loopbaan in botanie heeft verdiept.
Een vooropgezet plan
Aan de basis van plantenblindheid staat de Griekse filosoof Aristoteles. Als een van de eersten onderneemt hij een poging de natuur te rangschikken. De onderste trap reserveert hij voor de levenloze materie. Slechts een treetje daarboven vertoeft het plantenrijk. Een rangschikking die in het Westen ruim tweeduizend jaar heersend blijft. Daarbij beziet Aristoteles – en velen daarna – de natuur als een harmonieus geheel, waarin een levend wezen bepakt is met een ingeboren plan. Alle organismen volgen via hun groeiproces deze vooropgezette weg naar hun uiteindelijk voltooiing.
Dat dit beeld prachtig aansluit bij de dominante plaats die religie eeuwenlang zal innemen, behoeft geen betoog. Zulke complexe organismen, die kunnen niet ‘zomaar’ zijn ontstaan, daar moet een opperwezen achter zitten met ongekend scheppende gaven die wij niet of nauwelijks kunnen bevatten. Tot halverwege de negentiende eeuw zijn de meeste biologen dan ook met name bezig om Gods plan te doorgronden. Darwin is een van de eersten die tracht de biologie als wetenschap haar eigen plek te geven, los van geloof.
Filosofie en kunst
Samen met filosoof Wouter Oudemans publiceert Peeters al in 2014 het boek Plantaardig. Vegetatieve filosofie. Ook daarin wordt betoogd dat mens en plant dichter bij elkaar staan dan wij denken. Planten zijn even gewiekst als dieren en mensen om hun voortbestaan te waarborgen, kunnen even wreed zijn en hebben (vaak zeer subtiele) afweermechanismen ontwikkeld om gevaar te kunnen weerstaan. Een van de schitterendste voorbeelden komt van de bosooievaarsbek, waarvan de kroonbladeren aan de binnenkant en aan de randen met hele kleine, tere haartjes zijn bedekt. Onder deze haartjes bevinden zich de nectarklieren die zoetstof aanmaken. Om de zoetstof tegen verdunning van regenwater te beschermen wordt deze in speciale containers opgeslagen.
Het zijn deze feitjes die van Botanische revolutie een ontdekkingstocht maakt met Peeters als enthousiaste gids. De blinde en onwetende gorilla’s onder ons zullen van de ene verbazing in de andere vallen. Daarbij weet de schrijver botanie moeiteloos met filosofie en kunst te verbinden. Zo vertelt hij over de lange purperbloemen die Ophelia tijdens haar ongelukkige dood in Shakespeares Hamlet bij zich draagt. Lange tijd wist niemand welke bloem daarmee werd bedoeld; nu is duidelijk dat het om de mannetjesorchis gaat. Een orchideeënsoort die Darwin intensief heeft bestudeerd.
Al met al, wilt u genezen van uw plantenblindheid, dan is tweemaal daags een scheutje van Peeters’ boek zeer aan te raden.