Boeken / Poezie

Poëzie voor iedereen in het bijzonder

recensie: Jaap Robben & Merel Eyckerman (illustraties) - 's Nachts verdwijnt de wereld
illustratie Eyckerman

Na zijn veelgeprezen debuutroman Birk is Jaap Robben niet meer weg te denken uit het Nederlandse literaire landschap. Zijn veelzijdigheid als schrijver wordt nog maar eens bevestigd met de onlangs verschenen dichtbundel ’s Nachts verdwijnt de wereld.

In ’s Nachts verdwijnt de wereld is werk opgenomen uit eerdere dichtbundels van Robben, evenals gedichten die hij schreef als stadsdichter van Nijmegen en niet eerder gepubliceerd werk. Zijn gedichten worden vergezeld door tekeningen van Merel Eyckerman, delicate tekeningen die losjes gebaseerd zijn op de teksten die ze begeleiden. Een mooie wisselwerking, die het geheel tot een onweerstaanbare bundel maakt die je enerzijds in één klap wil uitlezen en anderzijds wil koesteren en aandachtig tot je wil nemen.

Leeftijdloos

Bijzonder aan Robbens gedichten is dat ze niet voor een specifieke leeftijdsgroep geschreven zijn. Robben vertelt op een wijze die toegankelijk is voor jong en oud. Nu is schrijven voor kinderen deze auteur niet vreemd. Zo bracht hij in 2010 De zuurtjes uit, een combinatie tussen een jeugdroman en een prentenboek. Dit boek is ook vermakelijk voor volwassenen (vergelijk het met de boeken van Roald Dahl en David Walliams die ook gewaardeerd worden door de voorlezers). Maar de gedichten in ’s Nachts verdwijnt de wereld zijn werkelijk voor een breed publiek bestemd. Neem bijvoorbeeld het gedicht ‘Vergeten gezichten’, voor in de bundel, dat slechts één enkele zin beslaat:

Waar zijn de gezichten gebleven
die niemand heeft onthouden
van middeleeuwse mensen
die niet op schilderijen staan?

Het universele karakter, het vermogen om tot de verbeelding van lezers van alle leeftijden te spreken, is bewijs voor Robbens kunde.

Ontroerend

Robbens gedichten bezitten een zeldzame tederheid. Ze lijken op het eerste gezicht luchtig, doordat hij met een haast kinderlijke onbevangenheid zijn onderwerpen benadert, maar ze resoneren nog lang door. In het treffende ‘Vier vingers en een duim’ spreekt Robben over ‘[k]leine dikke broer en zijn vier pianozussen’. Ook als volwassene leef je mee met de duim, die nog het meest alleen is in de winter: ‘Alle dagen in z’n eentje in een want.’ Het mag duidelijk zijn dat Robben weinig woorden nodig heeft om zijn lezers in te palmen.

Als er dan toch een minpunt moet zijn, dan is het dat de bundel voor een groot deel uit eerder gepubliceerd werk bestaat. De liefhebber heeft dat natuurlijk allang gelezen. De verschijning van ’s Nachts verdwijnt de wereld lijkt niet geheel toevallig vlak voor de Poëzieweek te zijn geweest. Natuurlijk zijn de tekeningen van Eyckerman een mooie toevoeging en wie nog geen bundels van Robben in de kast heeft staan zou zichzelf tekortdoen dit boekje niet aan te schaffen.