Een sprookje zonder moraal
Zijn debuut De nacht maakte van Merijn de Boer één van de meest interessante jonge schrijvers in het taalgebied. Onlangs is ’t Jagthuys verschenen, een roman die net zo ongrijpbaar wil zijn, maar minder geslaagd is.
Als Freud gelijk had toen hij zei dat beschaving het reguleren van seksualiteit is, wat dan te maken van deze scène uit ’t Jagthuys, waarin Neeltje Bruinworst haar zoon Binnert seksueel voorlicht:
‘Rond zijn achttiende had ze hem, met gebruikmaking van een selderijstengel die later in een tomatensoep ging, geleerd hoe hij moest masturberen. Ze zaten aan de keukentafel en hij moest haar handbeweging imiteren met zijn broek en ondergoed op de enkels. Hij bleek een snelle leerling.’
Binnert, lijdend aan een heupafwijking, is alles wat de ideale man in onze cultuur moet zijn: zo gespierd als een jeugdige actieheld, zo belezen als de fijnste intellectueel, zo begaafd op de harp als de beste musicus. En dan dit. Ja, we waren gewaarschuwd: Binnert en Neeltje leiden een teruggetrokken bestaan in ’t Jagthuys uit de titel, hij heeft in zijn leven nog maar een handvol mensen gezien, en niemand in de buurt heeft hem ooit gezien. En ’t Jagthuys ziet eruit alsof het zo uit één van Hella Haasse’s of Renate Dorresteins gotieke vertelsels is gekomen.
Werelds of wereldvreemd
Neeltje mag haar zoon dan succesvol enkele seksuele basisbeginselen hebben aangeleerd, voor de verdere stappen heeft ze Vera ingehuurd. Deze is pas afgestudeerd en werkt in de zorg, zoals de achterflap van deze roman het heeft. De zeer lichamelijke zorg. Tegen betaling gaat ze met klanten naar bed. Normaal komen daar geen gevoelens bij kijken, maar bij Binnert is dat anders: ze valt als een blok voor deze wereldvreemde knaap, en hij schijnbaar voor haar.
De jongens die ze normaal in Amsterdam tegenkomt zijn succesvoller, wereldser (al steekt Binnert een gloedvol betoog af waarom je juist door literatuur de wereld leert kennen), maar ook saaier. ‘Er ontbreekt iets aan ze,’ aan die jongens, denkt Vera,
‘Ze kopieerden een bepaald gedrag van anderen; van vrienden, van personages uit films en waarschijnlijk ook van een heleboel anders. Wat hun ontbrak was authenticiteit. Iets puurs, wat van niemand geleend en helemaal alleen van henzelf was.’
Over die authenticiteit beschikt Binnert uiteraard wél: en hoewel hij wel tv kijkt, lijkt hij niet over een laptop lijkt te beschikken en komt daarmee niet in aanraking met wat je de huidige internetcultuur zou kunnen noemen. Valt Vera dan voor Binnert, of voor het contrast dat hij vormt met Amsterdam en wie ze daar tegenkomt? En omgekeerd: is Binnert verliefd op haar, of is hij als de blinde die heeft leren zien? Deze vragen drijven ’t Jagthuys.
Vertelplezier
Dit alles is door De Boer met een groot plezier geschreven. Deze roman zit vol met kleine verwijzingen en grapjes: zo is het toilet van een wat verwarde journalist die Vera vertelt over een mogelijke moord voorzien van een glazen deur. Een echte functie heeft dat detail in het grotere verhaal niet. Al lijkt De Boer af en toe de spot met moderne trends en gedragingen te drijven, echte satire bedrijft hij in ’t Jagthuys niet.
Al met al is dit een roman die zich duidelijk buiten de gangbare vertelkunst plaatst. Net als zijn voorganger is ’t Jagthuys alleen trouw aan zichzelf. Zo werkt De Boer in het tweede deel van de roman in sneltreinvaart toe naar een spetterende climax: hij laat Vera, Binnert en Neeltje dansen, elkaar aantrekken, afstoten en weer zoeken – om ons vervolgens een ontmoeting te ontzeggen. De laatste hoofdstukken springen een aantal jaren de toekomst in, geven vage hints van wat er in de tussenliggende tijd gebeurd is, en dan is het klaar.
Waar De nacht de lezer licht ontworteld achterliet, op het verkeerde been gezet had, blijft ’t Jagthuys te veel zweven. Het is een gotieke roman die zich nooit helemaal aan dat genre wil binden, een sprookje zonder moraal. De Boers stilistische lef en compositorische bravoure kan niet helemaal goedmaken dat ’t Jagthuys meer belooft dan het waarmaakt.