Boeken / Fictie

Een omgekeerde Proust

recensie: Karl Ove Knausgård - Vrouw

Het laatste deel van de serie Mijn Strijd van Karl Ove Knausgård is een monsterboek van 1075 pagina’s. Zijn verbazingwekkende kroniek eindigt met de opluchting dat hij voortaan geen schrijver meer is. Zo zet Knausgård Marcel Proust op zijn kop, die honderd jaar geleden, aan het eind van zijn lange romancyclus, vaststelde dat hij schrijver was geworden.

Vrouw is zijn antwoord op de negatieve reacties van familie, vrienden en media op het verschijnen van de eerdere vijf delen. Knausgård schrijft door zijn schaamte heen, doorbreekt taboes en openbaart wat iedereen doorgaans voor zich houdt. Zijn doel is het vinden van de Waarheid door te vechten met een onderdrukkende samenleving. Vervolgens krijgt hij natuurlijk de volle laag.

Hij plaatst zich hiermee in de romantisch traditie van individu versus massa. Het ontroerende in zijn strijd voor onafhankelijkheid is dat het hem zelden lukt zich te bevrijden van de innerlijke vaderterreur, gepersonifieerd door boze Oom Gunnar. Deze dreigt met een proces als de roman vol vuile familiewas uitkomt. Knausgård lijdt in weerwil van zijn vrijheidsmissie aan een peilloos schuldgevoel en de obsessieve neiging om het iedereen naar de zin te maken. Dat zijn Oom Gunnar hem van leugens beschuldigt doet hem fundamenteel aan zichzelf twijfelen. Heeft hij wellicht toch gelogen?

Taboe

De vergissing die hij maakt is het gelijk stellen van taboes aan grenzen die de intimiteit in een relatie moeten waarborgen. Hij begrijpt niet dat mensen boos worden, omdat ze onverholen met hun eigen naam in zijn boek terecht zijn gekomen en zijn machteloze objecten zijn geworden. Knausgård observeert minutieus en razend knap vooral diegenen die hem het liefst zijn. Zijn kinderen Vanja, Heidi en John zijn lang voordat ze het beseffen wereldberoemd.

Angst om taboes te doorbreken is misschien de reden dat de uitgever van de Nederlandse vertaling heeft besloten om de suggestieve Noorse titel Min Kamp te negeren en te veranderen in aparte, damesbladachtige titels, dit keer Vrouw. Merkwaardig, want zijn echtgenote Linda – zelf schrijfster – komt pas de laatste honderd bladzijden in beeld door haar psychiatrische ziekte.

Het ultieme Kwaad

Middenin de roman heeft hij een essay ingelast dat uitmondt in een nauwgezette lezing van Hitlers Mein Kampf. Het essay heet De naam en het getal, met een verwijzing naar de problemen die ontstaan als je iemands naam weglaat of verandert. De drager van de naam is zelf die naam. Deze gedachten licht hij toe met een mooie interpretatie van een gedicht van Paul Celan. Hierin wordt de vernietiging van diens joodse familie weergegeven in niet-taal, non-taal?. Het getal zes miljoen is een on-getal, het getal van het ontelbare. Hoe was de holocaust mogelijk? Knausgård volgt het spoor terug in Mein Kampf en suggereert overeenkomsten tussen zichzelf en Hitler. Ook die was door zijn vader mishandeld en paarde een extreem laag zelfbeeld aan torenhoge ambities. Knausgård vraagt zich af wat maakt dat bij Hitler het ultieme kwaad de overhand krijgt.

Alles is fictie, behalve de tekst

Maar ook hijzelf is niet zonder zonde. Zelfs op de meest intieme momenten, die oplichten in het heel gewone bestaan, geeft hij toe dat hij naar iets anders verlangt, iets dieps, het afwezige. Om vervolgens te beseffen dat zoiets geen zin heeft.

We kunnen de werkelijkheid laag na laag afpellen zonder ooit tot de kern door te dringen, want wat de laatste laag bedekt is het onwerkelijkste van alles, de grootste fictie van alle, de eigenlijkheid.

Hier ontkracht de schrijver zijn zoektocht en veegt in een keer alle waarheidspretentie van tafel. Wat overblijft is een fascinerende tekst.