Theater te water
Een toevallige passant – Adidasslippers aan z’n voeten; een stompje sigaret in z’n mondhoek –, waarschijnlijk een paar minuten eerder nog zuchtend (en daarna hoestend) van de bank voor de televisie opgekrabbeld om nog even langs de kade Fikkie de hond uit te laten, ziet opeens traag maar resoluut een boot zijn kant op komen.
Op de boot zit een tribune vol bekoptelefoonde toeschouwers hem aan te staren. Terwijl zijn hond rustig de boom bewatert dartelen er plotseling twee acteurs om hem heen, middenin een dialoog over de Rotterdamse haven, over bootvluchtelingen, over automatisering. Als de boot vol gluurders verder is getrokken ziet hij in de verte hoe de acteurs (het zijn er inmiddels wel zes) een onschuldige man van zijn bankje verdringen.
Panorama Maasdag
Het Maastheater heeft er voor gekozen een voorstelling buiten te maken, langs het water, op een podium van misschien wel een paar kilometer lang. Ontspannen zittend op een boot tuft de toeschouwer (of moet ik zeggen, passagier?) voorbij de kade, terwijl de acteurs al hollend doorspelen, de straat oversteken en uit het zicht verdwijnen om even later weer op te duiken voor de volgende scène. Al na een paar meter varen heb je door wat voor gelukkige keuze dat is geweest. Want het decor, iets dat soms zo benauwend en saai kan zijn, is nu de stad zelf: heb je even geen zin om naar de acteurs te kijken, dan bestudeer je gewoon iemands woonkamer, of kijk je naar de wielrenner die voorbij dendert, of mijmer je wat over de vele garages langs het water. Ondertussen, gesteund door soundtrack en techniek, “projecteren” de acteurs het stuk, alsof het een oude rolprent is in plaats van een modern toneelstuk, tot een vloeiend rondje om een Delfshavense kanaalarm.
Een kleine vakantie
Het hangt natuurlijk heel erg van het weer af hoe je een voorstelling die zich in de openlucht afspeelt ervaart. Op de middag waarop deze recensent het zag had het klimaat waarschijnlijk niet beter kunnen zijn: ramen stonden open, gordijnen wapperden in raamkozijnen, wandelaars, fietsers, honden, zelfs ganzen maakten gebruik van de strook langs het water om de laatste warmte van de zomer in door te brengen. Zo een toneelstuk voorbij te zien komen is als een kleine vakantie. Een genot. Vandaar de vier sterren.
Maar
Er is echter ook een (toch redelijk groot) minpunt aan de voorstelling, en dat is – ik kan het niet anders formuleren – het infantiele verhaal. Met infantiel duid ik iets aan dat zich tegenwoordig meer voordoet in het theater. Wil een theaterkliek zichzelf “relevant” maken, “actueel”, “educatief”, wil het, kortom, de politieke tijdsgeest plezieren, dan gaat het op zoek naar lokale verhalen. In het geval van Rotterdam eindig je dan na een middagje brainstormen met twee onderwerpen: de haven, en het bombardement. Vervolgens duik je in de archieven, interview je wat getuigen – en zie, er ontstaat een stuk: Toen wij van Rotterdam vertrokken.
Daar is op zich niks mis mee (behalve dan het platgetrapte thema) als je er vervolgens het prometheïsche trucje mee uithaalt dat de serieuze kunstenaar onderscheidt van de dilettant. Het moet een eigen leven gaan leiden. Bovenop het journalistieke moet iets komen dat duidelijk maakt waarom journalistiek inferieur is aan, in dit geval, theater. En dat gebeurt in deze voorstelling niet. De personages en het verhaal, hoe weelderig de omlijsting ook is, komen de schok van het journalistieke niet meer te boven. De roep om “echtheid” lijkt parallel te lopen met een fictieve uitwerking waarmee zelfs de thrillerschrijver wiens werk in vliegveldkiosken te koop ligt nog niet weg zou komen.
Vervolgens ontstaat een verhaal dat lijkt op de werkelijkheid: het gaat over de dominantie van China, over vluchtelingen die de dupe worden van de economische drijfveren van de rederijen, over automatisering en de onvermijdelijk romantiek van vroegere tijden. We kunnen de juistheid ervan allemaal dagelijks in de krant teruglezen. Maar door de bootvluchteling een doodsbange, zielige goedzak te maken, de visionaire vernieuwer blind (en natuurlijk middenin een ingewikkelde relatie met de erfgename van een familiebedrijf dat samen dat met de restanten van de oude Rotterdamse haven naar de bodem zinkt), door de kapitein die de bootvluchteling oppikt zijn baan te laten verliezen en vervolgens zelfmoord te laten plegen, door hem een relatie te laten hebben met een licht schizofrene politieagente die nog met ‘m blijft ruziën ook al licht hij allang (letterlijk, natuurlijk) op de zeebodem… Goed, we zullen maar zeggen dat de parafernalia van de gebrekkige fantasie de helderheid en spontaniteit niet ten goede zijn gekomen; en in het verhaal komt dan ook nauwelijks een verrassing voor.
Dus uiteindelijk de constatering: de acteurs spelen uitstekend, de regie is luchtig en sterk; het hart van de voorstelling zit op de goede plek – alleen jammer (voor deze particuliere recensent) dat van de hersenen niet hetzelfde gezegd kan worden.