Het duel om de pikorde
Van alle mannen die in hun midlifecrisis terechtkomen is Jonathan Gottschall waarschijnlijk degene die daar het meest creatief mee omgegaan is. Op zijn 39e besloot hij zijn baan aan de universiteit te verruilen voor het kooigevecht. Zijn boek Echte mannen vechten vertelt over zijn verrassende carrièreswitch.
Gottschall onderzoekt in zijn boek de oorsprong, het belang en de stand van zaken anno nu van de pikorde bij mannen. Als academicus had Gottschall kunnen kiezen om een uitgebreide literatuurstudie te doen en zijn bevindingen met ons te delen. Dit doet hij dan ook, maar hij voegt er iets wezenlijks aan toe. Iets wat zijn betoog kracht bij zet en tevens zijn betoog kleurt. Hij is zelf op Mixed martial arts (MMA) gegaan. Maanden en maanden trainde hij om een heus kooigevecht te voeren. Dat is de rode draad die door dit vlot geschreven en bij vlagen grappige verhaal loopt. Ondertussen leren we over de geschiedenis en functie van sport, agressie en oorlog. Zijn intrigerende verhaal begint met een anekdote over de functie en ontstaan van het duelleren.
Mooie theorie, lelijke feiten
Je hebt de theorieën vast wel gehoord. Mannen nemen hun plek in de pikorde in, al dan niet na enig proces, en vrouwen zijn als een krabbenmand. Stop je er één krab in, dan probeert ze eruit te kruipen, stop je er twee of meer in, dan houden ze elkaar op de bodem van de mand, want afwijken of exploreren mag blijkbaar niet meer.
Over agressie, vechten, geweld en mannelijkheid doen de mooiste theorieën de ronde, maar zoals Gottschall schrijft, sneuvelen de meeste voor tamelijk lelijke feiten. De vraag die hij zelf stelt: waarom ontkomen we als mens, met al onze beschaving en kennis niet aan onze destructieve oerdriften, is echter ook een vraag die hij niet kan beantwoorden. Dus meandert Gottschall als een boxer in de ring rondom deze vraag en behandelt hij tal van issues. Het genot dat de middeleeuwse mens beleefd zou hebben aan mensen aan een galg en radbraken, het genot van de hedendaagse mens in snuff movies en het fenomeen battle rappers komt voorbij. Zo lijken op het eerste gezicht vroegere tijden een stuk barbaarser dan nu. Toch zie je in teamsporten de extase van het eigen team en de haat naar het andere team nog altijd ernstige vormen aannemen. Dit blijft in de boksring beperkt tot de beide boxers, die, na elkaar lens geslagen te hebben, elkaar broederlijk in de armen vallen en zonder rancune huns weegs gaan.
Juist door de pikorde doen mannen gekke dingen. Alles om – evolutionair uitgelegd – aan de vrouwtjes te laten zien, dat zij de betere keus zijn ten opzichte van de ander. Hierin mist de uitleg dat wie slim genoeg is om zijn tegenstander zonder strijd te verslaan ook veel kans maakt bij het andere geslacht, een meer intellectueler vertoon van spier- (of hersen-) bundels. En hoewel vrouwen meer dan vroeger bij metalconcerten of bokspartijen aanwezig zijn, zijn het nog altijd de mannen die bij dit soort display of power oververtegenwoordigd zijn. Zoals Gottschall ook opmerkt nadat hij zijn vriend, goed thuis in de oosterse martiale kunsten, uitdaagt tot een duel. Hij toont dat MMA superieur is aan de oosterse vechtkunsten, door zijn vriend enkele malen te verslaan. Slechts later leert hij de les dat deze vechtkunsten naast vechten ook gericht zijn op hoe een beter mens te worden: gelukkiger, fitter, flexibeler, intelligenter, enzovoorts. Terwijl de MMA-worstelaars vooral heel sterk worden. Het is ontroerend om deze vonk van zelfinzicht te lezen, na alle ontberingen die Gottschall heeft doorstaan om worstelaar te worden.
Rauwe agressie
Door de focus voornamelijk op de rauwe agressie en de sporten te leggen verkent Gottschall dan ook met name deze kanten van de menselijke (mannelijke?) aard. Dit is fascinerend en soms schokkend om te lezen. Schokkend in de barbaarsheid die hij in de geschiedenis en de vele culturen aan het licht brengt, zoals het martelen en afslachten van tal van dieren. Maar ook krijgsgevangenen, mensen met een lagere sociale klasse en de genotzucht naar rauwe agressie bij schrijvers als Ernest Hemingway, D.H. Lawrence en Joyce Carol Oates.
De vraag waarom mannen en mensen graag naar geweld kijken weet Gottschall bij benadering te beantwoorden, maar een definitieve conclusie blijft uit. Vanuit evolutiepsychologisch oogpunt probeert hij verklaringen te vinden. Zijn landgenoot Chris Hedges schreef eerder het boek War is a force that gives us meaning, waarin een verklaring gevonden kan worden voor de hang naar agressie bij de mens. Ook Gottschall voegt hieraan zijn kennis toe. Soms op een lelijke manier, soms op een grappige manier. Hij lijkt vooringenomen te zijn over de superioriteit van de MMA, wat in een kooigevecht zeker waar is, maar daarbuiten ook zo zijn tekortkomingen kent. Zo zijn we mogelijk weer een stapje dichter bij het snappen van agressie, maar een definitief antwoord zal er wel nooit in zitten.