Sensationeel taartje zonder slagroom
Opnieuw komt Leon de Winter met een spektakelstuk waarin hij de geschiedenis naar zijn hand zet. In de complottheorie van Geronimo wordt Al Qaida-leider Osama Bin Laden in 2011 niet gedood maar gekidnapt en gevangengezet. En alle remmen gaan los.
Vlak na de presentatie van de nieuwste De Winter komt criticus Arjan Peters in De Volkskrant met een recensie die nog meer aandacht trekt dan het gerecenseerde boek zelf. Peters – geen fan – vindt dat de schrijver een ‘uitmiddelpuntige aanprijzing’ verdient met deze roman. ‘De Winter stookt het vuurtje van de verbeelding op tot de pagina’s er van vlammen. Die houding maakt hem uniek.’ De viersterrenbeoordeling brengt de literaire wereld in verwarring: is Peters wel serieus te nemen? In het van verbloemd sarcasme druipende stuk concludeert de criticus dat als bij een schrijver ‘Alles Te’ is en ieder aspect tot in het uiterste overdreven wordt, er sprake is van een ‘buitencategorie’ in de literatuur. Zo wordt de bewonderde kwaliteit een knuppel om mee te slaan, waarbij Peters fijnzinnig afsluit met de opmerking dat De Winter alom geprezen wordt als goede verteller, maar dus nog steeds geen goede schrijver is.
Literaire draai
Genoeg roddel en achterklap. Leon de Winter heeft met Geronimo een boek gemaakt waarin hij voortborduurt op de Navy Seal-overval op de schuilplaats van Osama Bin Laden in Abbottabad in Pakistan. De commando’s doden de terroristenleider – op geheim bevel van hogerhand – en dumpen zijn lichaam in de oceaan. ‘Dat moeten we dan maar aannemen’, zegt De Winter in een interview, en geeft de geschiedenis een literaire draai door Bin Laden in zijn boek te laten leven. De Seals hebben hem op eigen initiatief een dag van tevoren ontvoerd en een look-a-like Bin Laden zijn plaats laten innemen.
De kern van dit verhaal is een aardig gegeven. Maar De Winter blijft in gebreke door verder niets te doen met deze wending. Bin Laden blijkt naderhand ergens in Afghanistan gevangen te worden gehouden, later wordt hij door Arabieren ‘bevrijd’ en meegenomen naar Saoedi-Arabië, waarop de Israëlische geheime dienst het klusje klaart door een gerichte bom op zijn verblijfplaats te gooien. Alsnog einde Osama Bin Laden.
Schoonheid en gruwelijkheid
Om dit middelpunt heen knoopt De Winter nog wat verhaallijnen die voor de aankleding moeten zorgen. Hoofdpersoon is de Joods-Amerikaanse ex-commando Tom die in Afghanistan heeft gediend en daar een jong Afghaans meisje onder zijn hoede heeft genomen. Het kind is verzot geraakt op de klanken van de Goldbergvariaties van J.S. Bach en wordt later door Talibanfundamentalisten om die reden verminkt: oren en handen afgehakt. Zo brengt De Winter op pathetische wijze schoonheid en gruwelijkheid bijeen, een simpele combinatie met het grootst mogelijke effect.
Het meisje wordt – hoe wonderlijk – in Abbottabad opgemerkt door Osama die ’s nachts stiekem op zijn brommertje naar de winkel moet om sigaretten en vanille-ijs voor zijn derde vrouw te kopen. Na zijn dood c.q. ontvoering wordt het meisje opgepikt door de Pakistaans-christelijke Jabbar en zijn moeder die zich over haar ontfermen. Jabbar is in het bezit van een krukje uit het leeggeroofde huis van Bin Laden. In een poot van dit krukje bevindt zich een usb-stick met informatie waarmee Osama ‘de loop van de geschiedenis een cruciale wending wilde geven’.
Zo brengt De Winter een fantasieverhaal van wereldbelang terug tot de heilige graal in de poot van een kruk. En daar blijft het bij. De kermisachtige entourage die de essentie overeind moet houden kan niet verhullen dat de ambitieuze en nogal luidruchtige opzet weinig resultaat oplevert. Menig thrillerschrijver zou dit project als een zinderende whodunnit op de markt weten te brengen, maar Leon de Winter raakt verstrikt in al zijn lijntjes, in zijn research, in zijn boodschappen. Hij houdt geen maat en blaast de boel op tot een bombastisch manifest. Alles is ‘Te’.