Een beetje verdwaald
Timothy Brook heeft duidelijk zijn huiswerk gedaan, maar De kaart van mijnheer Selden lezen is net als een saaie geschiedenisles uitzitten, waarbij de leraar je om de oren slaat met veel te veel informatie.
Boeiend over geschiedenis schrijven: het is weinigen gegeven. Tom Holland kan het, met zijn razend knappe evocaties, en Bart Van Loo leverde dit jaar nog een adembenemende krachttoer met het vuistdikke maar o zo leesbare Napoleon. Maar Timothy Brook weet met De kaart van mijnheer Selden heel wat minder te bekoren. Dat ligt deels aan het onderwerp – handelsbetrekkingen tussen Engeland en China in de 17e eeuw zijn nu eenmaal niet de meest opwindende feiten – maar ook en vooral aan het feit dat de auteur zich bezondigt aan dé doodzonde van de non-fictie: etaleren van kennis om het etaleren.
De hoogleraar sinologie aan de Universiteit van Brits-Columbia laat geen ogenblik voorbijgaan om te tonen hoe goed hij het Chinees beheerst, en hoeveel anekdotes en petites histoires over China hij uit zijn mouw kan schudden. Het gevolg is een nogal chaotisch boek, dat vooral voor fanaten interessant lijkt. Het helpt ook niet dat hij de kaart waarvan sprake uitentreuren beschrijft. En wat begint als een mysterie – wie maakte de kaart, waarom staan er zoveel eigenaardigheden op – eindigt ook zo, waardoor er van een bevredigend einde al evenmin sprake is.
Op zijn kop
Maar waarover gaat De kaart van mijnheer Selden eigenlijk? Tot voor kort werd gedacht dat China in de Nieuwe Tijd een op zichzelf gerichte, protectionistische economie was. Een mysterieuze kaart, die aan het begin van de 17e eeuw in handen kwam van de Brit John Selden, zette dat beeld op zijn kop: China had heel wat handelsbetrekkingen, vooral dan over zee, met name met Groot-Brittannië.
De historicus Brook gaat vervolgens op zoek naar het verhaal achter die kaart, die hij als de belangrijkste van de laatste zeven eeuwen beschouwt. Maar zoals gezegd leidt dat niet tot boeiende lectuur, omdat de auteur zich al te vaak laat verleiden tot zijpaden, en het niet nalaat zijn boek te stofferen met zijn – toegegeven – grondige kennis van het Chinees en de Chinese geschiedenis. Dat leidt tot kurkdroge en weinig begeesterende beschrijvingen als deze:
Aden ligt in Jemen, aan de zuidkust van het Arabische schiereiland in de buurt van de monding van de Rode Zee. De cartograaf behandelt de plaats die hij als Calicut bestempelt ook echt als Calicut en beschrijft een route die niet door de Golf van Bengalen maar door de Arabische Zee loopt.
Nee, alles bij elkaar was dit boek eerder Chinees…