Een van God verlaten oord?
Stad van God is de eerste roman van Paolo Lins. De auteur groeide op in de favelas, de sloppenwijken van Rio de Janeiro, en werkte er jaren als antropoloog. Dat zijn in het Portugees verschenen debuutroman uit 1997 zich er afspeelt, zal dan ook geen verrassing zijn. Na het succes van de verfilming City of God (Cidade de Deus) in 2002, verscheen nu de Nederlandse vertaling bij Ambo.
Lins vertelt over het harde leven in de Braziliaanse favelas, en volgt daarbij vooral straatjongetjes en criminelen. Drugsgebruik, seks, overvallen en veldslagen met de politie of tussen rivaliserende bendes zijn er aan de orde van de dag. Maar ook onzekerheden, verliefdheid, jaloezie, passie, hoop en teleurstelling worden door Lins uitvoerig in beeld gebracht.
Scène uit ‘Cicade de Deus’ van Fernando Mireilles |
Al snel wordt duidelijk hoe dicht de auteur bij het leven in de sloppen staat. Zijn beschrijvingen van de wijk maken dat je de warme zon haast voelt en je de smalle straten voor je ziet. Lins geeft de personages namen als Touwtje, Musje, Knappe Zé of Hel, en laat ze snelle dialogen voeren:
“Wie is die slet die daar staat te lachen?”
“Dat ben ik hier, ja! Is het soms verboden te lachen?”
“Papieren, brutale roetmop!”
Op dit punt is de vertaling helaas wat tekortgeschoten. Kreten als “stuk ongeluk”, “lulletje rozewater” en “ammehoela” komen toch wat ongeloofwaardig over uit de mond van de zwaarste criminelen uit de favelas.
Geweldsspiraal
Meer dan het taalgebruik en de stijl is het de inhoud van het boek die overdondert. Lins antropologische achtergrond is hierin duidelijk aanwezig. Hij brengt het leven in de sloppen nauwgezet in kaart: de verhoudingen tussen de verschillende groepen criminelen, maar ook tussen de criminelen en de ‘sukkels’, ofwel de gewone mensen, en de criminelen en de politie.
Scène uit ‘Cicade de Deus’ van Fernando Mireilles |
Dit is duidelijk te zien in het laatste deel van het boek, wanneer Jo Kleintje de grote baas wordt van de Stad van God. Hij manipuleert, trekt aan touwtjes, boezemt angst in, en stelt zo de machtsverhoudingen op scherp. Als Knappe Zé zijn positie tart, ontstaat een oorlog tussen twee bendes, en daarmee het meest aangrijpende deel van Stad van God. Zé had zich altijd ver van de criminaliteit gehouden. Maar nadat zijn vriendin verkracht wordt door Kleintje, zien we hem afglijden naar een zelfde gewelddadigheid als die door zijn opponent wordt tentoongespreid. Hij gaat de strijd aan met Jo Kleintje en verzamelt zelf ook een bende rond zich. Lins brengt het machtsspel dat zo ontstaat, geraffineerd in beeld. Maar vooral de zuigende werking van geweld wordt duidelijk: niemand in de favelas ontkomt eraan.
Versnippering
Stad van God is opgebouwd uit drie delen, elk met een andere bandiet als hoofdpersoon. Toch lopen de delen vrijwel naadloos in elkaar over, wat deels veroorzaakt wordt door de aanwezigheid in het eerste deel van de hoofdpersonen uit het tweede en derde deel, maar wat eerst en vooral te danken is aan de favela, de eigenlijke spil van het verhaal. De verschillende hoofdpersonen leveren wel een probleem op: de drie afzonderlijke delen mogen dan wel goed op elkaar aansluiten, een alles omvattende spanningsboog is afwezig, zowel wat betreft het boek als geheel, als de afzonderlijke delen. Het verleent Stad van God een wat versnipperd karakter, dat zich ook manifesteert in de veelheid aan persongaes. Niet een personage krijgt werkelijk gestalte, en dat maakt het niet altijd even gemakkelijk om de vele schietende figuranten, die opeens een grotere rol toebedeeld krijgen, uit elkaar te houden.
Maar ondanks de ontbrekende rode draad blijf je lezen. Het brute geweld fascineert, maar wordt ook begrijpelijk gemaakt. Het boek maakt pijnlijk duidelijk hoe de favelabewoners gevangen zitten in de omstandigheden waarin ze geboren werden, en hoe er niet wordt opgekeken van een moord meer of minder: de dood van een crimineel doet er niet toe – er komt wel weer een volgende die de macht overneemt en de gewelddadige spiraal voortzet.