Swarte Kunst maakt hoge verwachtingen niet waar
De eerste voorstelling van Swarte Kunst poogt Jan Wolkers’ roman De Perzik van Onsterfelijkheid in een tekstbewerking van Rik van den Bos tot leven te laten komen. Wolkers’ gevoel voor treffende zinnen, spot en ironie komen goed tot hun recht in een schitterende monoloog.
Op het podium zien wij de laatste dag van Ben Ruwiel (Ali Çifteci), een oude verzetsheld die niemand anders meer heeft dan zijn stokoude hond Snoet en zijn vrouw Corrie, voor wie hij altijd tweede keus zal blijven. Haar eerste liefde Henk is overleden toen zij alle drie in het verzet zaten en sindsdien is “IJzeren Corrie” veranderd in een alcoholiste die haar bed niet meer uit wil komen. Het is Bevrijdingsdag, het jaar 1980 – een roerige tijd waarin krakers vochten voor hun idealen met leuzen als “Geen woning, geen kroning.” Op deze dag werden de Canadese veteranen opnieuw onthaald als helden en marcheerden zij feestelijk over de Berlagebrug, het symbool van de socialistische idealen. Çifteci kijkt spottend en klagend toe in zijn rol als oude verzetsheld. Hij dwaalt in gedachten door een labyrint dat gevormd wordt door de kamers van zijn eigen huis, Amsterdamse straten, herinneringen en de gangen van het Rijksmuseum. De personages die Ruwiel gaandeweg ontmoet, worden gespeeld door Margje Wittermans. Op komische wijze weet zij een karikaturaal beeld te scheppen van de buitenwereld die volgens Ruwiel vooral uit domme mensen bestaat. Snoet de hond is een pop.
Opzet voor een theatraal monument
Swarte omschrijft de roman als een monument voor verzetshelden. Wolkers zoomt liefdevol in op de geschiedenis van één oude verzetsheld en weet zo de grote geschiedenis te raken. Swarte legt het theatrale proces op een ontwapende manier bloot, zodat de toeschouwer getuige wordt van de manier waarop hij zijn eigen monument opbouwt. De technici die de ondersteunende geluiden en het licht verzorgen zijn op het podium aanwezig. Zelf staat hij ook op de planken en bestuurt hij Snoet en een camera. Met zijn camera beweegt hij door prachtige tekeningen en maquettes. Het labyrint waarin Ruwiel zich begeeft, wordt zo tegelijkertijd zichtbaar op een groot scherm.
Veelbelovend klein spel
Çiftecis kracht schuilt in klein spel. Hij ontroert met de aandoenlijke koppigheid van een oude man. Mijmerend verzucht Ruwiel dat een stille bewonderaar nooit een luidruchtige minnaar zal worden. Zijn liefde blijft onbeantwoord – hij mag alleen maar naar Corrie kijken. Aan zijn trouwe viervoeter, voor wie hij alles doet, kan hij zijn liefde wel toevertrouwen. Ondanks zijn duizelingen en slechte hart drukt hij een bevroren pens tegen zijn buik om Snoet te kunnen verwennen met een lekkernij. Met de pens lijkt ook hijzelf te ontdooien wanneer hij met zijn hond neervlijt in zijn volkstuintje. Çifteci haalt met glinsterende ogen mooie herinneringen op met zijn hondje en vindt eindelijk rust op deze akelige dag.
Dramatische ontknoping blijft uit
Wanneer Snoet begint te kermen van de pijn ziet Ruwiel geen andere mogelijkheid meer dan het arme beest uit zijn lijden te verlossen. Wolkers beschrijft op ontroerende wijze hoe Ruwiel zijn hond met een bijlslag doodt, schreeuwend om maar niets te hoeven horen, en hoe hij treurend de geur van zijn hondenvacht opsnuift. Snoet was het enige wat Ruwiel nog met zijn vrouw verbindt en zijn dood zal ook de hare betekenen. De verwachtingen voor dit cruciale moment waren hoog, maar Çifteci loopt na de bijlslag vrijwel direct van zijn hond weg. Bovendien lijkt zijn verdriet niet groot en intiem genoeg. De vlammen die op het scherm verschijnen tijdens de crematie van Snoet doen melodramatisch aan.
Een ander cruciaal moment waarop ook echt meer uitgepakt had kunnen worden is de slotscène. Een herinnering aan de Corrie uit het verleden (Wittermans) dringt zich aan en brengt Ruwiel een nieuwe brommer voor zijn vrouw. Met zijn laatste krachten weet hij het ding naar huis te duwen, geteisterd door duizelingen en vermoeidheid. We zien op de beelden hoe licht brandt achter de ramen van het huis. Zou Corrie hem zien? Op dat moment zakt hij in elkaar en voelt hij niet eens meer hoe de brommer op hem valt. Jammerlijk genoeg blijft dit slechts bij een beschrijving en wordt dit niet uitgespeeld, waardoor er een bepaalde afstandelijkheid ontstaat. De Perzik van Onsterfelijkheid weet net niet genoeg te raken om als geheel van de grond te kunnen komen.