Van Steen dirigeert grootse Ives en rommelige Beethoven
Muziekstukken kunnen om vele redenen een obstakel vormen voor een orkest. Omdat ze ingewikkeld zijn, te virtuoos, slecht in elkaar gezet of domweg te grootschalig. Of, omdat ze inmiddels door elk orkest al honderd keer zijn gespeeld en opgenomen op CD. Zodat, wat je ook doet, je altijd vergeleken zult worden met wat de Karajannen, Furtwänglers, Rattles en Harnoncourts met hun ook al niet kinderachtige orkesten hebben gepresteerd. Dat probleem gaat meer dan voor welk ander stuk op voor Beethovens negende symfonie.
Om een kans te maken zal het NNO dan toch eerst moeten beginnen zich iets beter te organiseren. Na een wat flets eerste deel volgde een ronduit rommelig scherzo, waarin vooral de houtblazers (hobo en piccolo) zich vergaloppeerden. Dat maakt het zo merkwaardig dat het langzame derde deel dan weer wel heel gecontroleerd en evenwichtig werd gespeeld.
Toetssteen
Maar de toetssteen voor elke uitvoering van Beethovens Negende is toch de finale, waarin vier solisten en een groot koor aantreden om onder orkestbegeleiding Schillers hymne te zingen. Revolutionair bij de première in 1824 en nog steeds duivels lastig, naar ook nu bleek. Het werd een uitvoering met vragen. Hoorde ik daar toch een licht Gronings accent in het “Seid umschlungen, Millionen”? Dacht die sopraan echt dat ze in Aïda meedeed? Bas Mario Hoff en tenor Robert Künzli weerden zich naar behoren, maar het stuk als geheel viel toch in het water door een combinatie van gehaastheid en gebrek aan samenhang bij het orkest, een ongelukkige keuze van solisten en een dirigent die niet in staat bleek richting te geven. En een routinematige, ongeïnspireerd gespeelde Negende van Beethoven is iets waar het NNO gewoon niet mee weg komt.
Sober
En dat terwijl de avond toch zo positief was begonnen met een fantastische uitvoering van Charles Ives’ Universe Symphony. Ives (1874-1954), een vriendelijke vertegenwoordiger die zich vanaf het begin van de twintigste eeuw stortte op het componeren van muziek waar werkelijk niemand goed raad mee wist, slaagde er niet meer in dit werk voor zijn dood af te maken. Uiteraard wierp een vriendelijke collega, Larry Austin, zich op om het werk te voltooien. Austin heeft de nodige kritiek te verduren gekregen voor zijn vermeende creativiteit bij het reconstrueren van Ives’ werk, terwijl een tweede, weelderiger reconstructie door musicoloog Johnny Reinhard gunstiger werd ontvangen. Maar je ontkomt niet aan de indruk dat Austins soberheid Ives’ visie slechts ten goede komt – zo ook op deze avond.Crescendo
Artistiek leider Mandos voelde zich genoodzaakt om de gang van zaken aan het publiek uit te leggen, want met zeven orkestgroepen op diverse plekken in de zaal was het niet alleen voor het oor, maar ook voor het oog opletten geblazen. Maar eigenlijk leidde dat nogal af van wat een substantiële compositie bleek te zijn. In drie delen werd de Oosterpoort door het verleden, het heden en de toekomst geleid. Vooral het eerste deel, een twintig minuten durend crescendo met een prominente rol voor percussie, was een openbaring. Gaandeweg de uitvoering werd merkbaar dat ook het traditioneel niet bijster avontuurlijke abonnementspubliek (duidelijk gekomen voor Beethoven na de pauze) gegrepen werd. Dat is geen geringe prestatie voor een dergelijk modern werk waarin naar hartelust gejongleerd wordt met notenklusters, atonaliteit en orkestraal effectbejag.
Alle lof voor de durf die het NNO wederom in de programmering heeft getoond. Maar de echte test komt pas later dit seizoen, wanneer het orkest Aleksandr Skrjabins twee-en-een-half-uur durende visie op de Apocalyps ten gehore brengt. Deze Ives-uitvoering geeft alle reden om die met enige vertrouwen tegemoet te zien. Het feit dat Scriabins werk te lang is om daar evenals vanavond een fletse evergreen naast te zetten betekent dat ik eind mei zeker de gang naar Groningen weer zal maken en iedereen op het hart druk hetzelfde te doen.