Boeken / Fictie

Levend onder de levenden

recensie: Lloyd Hafts nieuwe bundel

Twee vaderlanden heeft de dichter Lloyd Haft: de Verenigde Staten, waar hij geboren is, en ons eigen Nederland. Beide komen aan bod in zijn nieuwe, tweetalige bundel. Formosa doet daarin dienst als rode draad.

Haft is sinoloog en getrouwd met een vrouw uit Taiwan, het eiland dat voorheen bekend stond als Formosa, wat blijkens het nawoord ‘mooi’ of ‘de schone’ betekent. Het speelt een leidende rol in zijn nieuwe, gelijknamige bundel. Daarachter zingt echter het eeuwige thema mee van de taal als ontoereikend instrument voor het vormgeven van de relatie die wij onderhouden met de wereld om ons heen. Een wereld die zich meedeelt via onze zintuigen en hersens, en de vorm krijgt van emoties, symbolen en andere diepe gevoelens, waaraan weer op poëtische wijze uitdrukking wordt gegeven.

Linguïstische dichotomie

~

Een meer dan gemiddelde belangstelling voor taal ligt bij een tweetalige schrijver als Haft voor de hand, maar het is de manier waarop hij daarmee omgaat die het voor de lezer interessant kan maken. De vorm die hij voor Formosa koos is daarbij op zich niet nieuw. Tweetalige uitgaven kennen we al uit de vertaalpraktijk, als een soort halfbakken maar onvermijdelijk compromis. Zeker bij poëzie is het voor een vertaler lastig kiezen tussen enerzijds de Nabokoviaanse aanpak van letterlijk vertalen, en anderzijds een meevoelen met de dichter waar de oorspronkelijke inhoud dan weer het slachtoffer van wordt, zoals we onlangs nog mochten meemaken bij de nieuwe vertaling van Leaves Of Grass. De originele tekst biedt dan in ieder geval nog de mogelijkheid om nog enigszins iets mee te krijgen van het oorspronkelijke gevoel, al blijft dat voor de meeste lezers in het geval van Russisch of Grieks ook niet meer dan een illusie.

Voor Haft daarentegen is een linguïstische dichotomie geen obstakel, hij gebruikt die juist als stijlmiddel. De gedichten in Formosa zijn niet onderverdeeld in originelen en vertalingen, maar in twee verschillende benaderingen van hetzelfde onderwerp. Die lijken in een enkel geval wel wat op elkaar, maar gaan minstens net zo vaak hun eigen weg.

Subtiel

De verschillen zijn soms zeer subtiel, niet meer dan nauw waarneembare nuances, maar juist daardoor is hun effect des te groter. Haft maakt zo inzichtelijk hoe secuur poëzie moet zijn, en laat tegelijk zien dat gedichten nooit verder komen dan tastende benaderingen, op weg naar de grenzen van het zegbare. Het wezen raken zij nooit, dat blijft verscholen in de suggestie. Dat gaat des te meer op waar de verschillende versies meer van elkaar afwijken. Haft hanteert daarbij een glijdende schaal, denkt dingen in het Engels die hij in het Nederlands zegt, en laat gedichten in enkele gevallen functioneel hun eigen weg gaan.

Paradoxaal genoeg zijn het juist de verschillen die de bundel zijn hechtheid geven, alsof de bezongen stof – veel rotsen en water, als vertegenwoordigers van twee principes die we in de Aziatische kunst vaker tegenkomen – des te hechter aaneengesmeed wordt, omsingeld door zorgvuldig gekozen woorden.

Daarbij springt de dichter over zijn eigen grenzen heen, in twee reeksen geïnspireerd op twee moderne Chinese schilders, die net als Haft zelf op zoek gingen naar de essentie van alle ervaring. Dan hebben we het over schoonheid die zelf de waarheid is, zodat het vanzelf weer zeer aards wordt, op een kalme en bedachtzame wijze.