Aanval op de gevestigde orde
Het blijft altijd een wat vreemde zaak als een band een ander album dan het debuut vernoemt naar zichzelf. Deftones deed het met hun laatste album en nu is het Chimaira dat voor deze optie kiest.
En dat terwijl die andere motivatie voor een ’titelloos’ album, namelijk ‘de nieuwe start’, hier nu juist zo goed van toepassing zou zijn. Het begint al met opener Nothing Remains, dat geschreven is op de dag dat Dimebag Darrell van Damageplan vermoord werd. De begrijpelijke emotie die hieruit voort vloeit, is woede en dat krijgt de luisteraar dan ook gelijk ruim vijf en een halve minuut over zich heen gestort. Niks geen pakkend refrein met de gebalde vuist, maar gewoon onbekommerd gáán. Op een manier die we eigenlijk nooit eerder van Chimaira hebben gehoord.
Anthems
Nee, zogenaamde anthems als Power Trip of Pure Hatred zul je op Chimaira niet vinden. Chimaira is gegroeid en de fans zullen gewoon mee moeten groeien. Zo is er meer ruimte voor de solo’s van gitarist Rob Arnold, terwijl het melodieuze aspect juist meer naar de achtergrond is verdrongen. Stonden de fans eerst nog alleen tijdens de refreinen met de vuist omhoog, bij dit nieuwe werk hoeven ze hem helemaal niet meer naar beneden te doen. Een ander voorbeeld is de rol van Chris Spicuzza. Was hij bij eerdere albums vooral bekend als de DJ van de band, waardoor de muziek van Chimaira af en toe zelfs als nu-metal werd bestempeld, op deze laatste langspeler is zijn rol beperkt tot het bespelen van de keyboards. Het maakt dat Chimaira resoluut afrekent met het imago dat de band in metalkringen had, en nu echt serieus genomen mag worden.
Geldingsdrang
Gezegd moet worden dat met de groei van de band de songs er niet makkelijker op zijn geworden. Volgens frontman Mark Hunter zullen mensen na de derde luisterbeurt zeggen ‘He, ik snap ‘m!’, maar voor velen (inclusief ondergetekende) zal dit wat meer tijd vergen. Sterker nog: bij sommige tracks zal het kwartje misschien wel nooit vallen, omdat het slechts opeenhopingen van riffs, grunts en solo’s lijken te zijn. In principe alle ingrediënten die je nodig hebt voor een goede metalmix, maar Chimaira slaat soms te ver door. Alsof de geldingsdrang té groot is. Het gaat dan ook wat ver om te spreken van ‘het ultieme Chimaira-album’. De band is duidelijk een andere weg ingeslagen die waarschijnlijk niet door alle (jeugdige) fans gewaardeerd zal worden. Daarvoor worden de heerlijke meebrul-anthems toch iets te veel gemist. Wel is het lovenswaardig dat een min of meer gevestigde band als Chimaira het aandurft om nu eens echt een frontale aanval te doen op de gearriveerde metalorde. Dat zo’n aanval met iets te veel jeugdige overmoed gepaard gaat, moeten we misschien maar gewoon voor lief nemen.