Kunst / Achtergrond
special: Een pleidooi voor diversificatie

Elk museum een eigen gezicht!

Het vinden van de beste manier om de vaste collectie tentoon te stellen levert musea voor moderne kunst geregeld hoofdbrekens op. Enerzijds wil men de topstukken tonen – waardoor er dus rond die topstukken een helder verhaal gecreëerd moet worden – anderzijds mag de expositie ook niet te nietszeggend zijn. Het is het dilemma tussen het ‘lekker kijken naar kunst’ en de opvoedkundige taak in een notendop.

~

In de decennia volgend op de jaren dertig is er rust gevonden in de museumopstelling met een chronologische opeenvolging van stromingen die samen de evolutie van het modernisme illustreerden. Men toonde hoe stromingen als impressionisme, pointillisme en expressionisme elkaar opvolgden. Kritiek op de ontwikkelingsgedachte van mindere naar steeds betere kunst leidde tot alternatieven. Men richtte zich bijvoorbeeld meer op de esthetische beleving van de bezoeker, of men ging over op andere vormen van interpretatie dan de evolutionaire, zoals een a-chronologische benadering, dialogen tussen kunstwerken, meerdere werken van één kunstenaar bij elkaar, of mengvormen hiervan.

Stedelijk Museum

Ondanks alle experimenten met de vaste opstelling houden veel musea tot op de dag van vandaag vast aan een min of meer chronologische opstelling waarin werken per stroming bij elkaar gehangen zijn. Een voorbeeld daarvan is de presentatie van de museumcollectie van het Stedelijk Museum in de Paulus Potterstraat. Het tijdelijke onderkomen van het Stedelijk in Post CS bij het centraal station in Amsterdam is waarschijnlijk een aanleiding voor het museum zich nogmaals te bezinnen op de opstelling van de vaste collectie.

De collectie was de afgelopen tijd te zien in de vorm van tijdelijke tentoonstellingen. Voor Leporello: Een reis door de collectie, 1874-2004, de expositie die tot voor kort in het museum te zien was, putte gastconservator Carel Blotkamp vrijwel uitsluitend uit de eigen depots. Hij plaatste de kunstwerken in een strikt chronologische volgorde: uit elk jaar tussen 1874 en 2004 was één werk te zien. Blotkamp toonde binnen deze chronologie echter niet de overbekende ontwikkeling van het modernisme. Integendeel, door grotendeels a-typische werken te kiezen (voor dat jaar of de betreffende kunstenaar) liet Blotkamp zien dat er niet één geschiedenislijn is, maar dat er meerdere geschiedenissen bestaan. Stromingen volgen elkaar nu eenmaal niet simpelweg op, maar overlappen ook. Blotkamp maakte een eigenzinnige, kritische tentoonstelling, die door de botsingen en verbanden tussen de verschillende objecten verder ging dan een chronologische ‘diavoorstelling’.

~

Blotkamps presentatiewijze ontving echter veel kritiek: zijn expositie zou niet meer dan anekdotisch zijn (aldus Pontzen in De Volkskrant) en er zou te weinig sprake zijn van een geheel (volgens Spijkerman in Trouw). Zie je de tentoonstelling als model voor een blijvende opstelling van de vaste collectie dan is die kritiek mijns inziens terecht: afgezien van enkele confrontaties tussen kunstwerken en de strikte chronologie was er geen grote lijn in de expositie. Maar het lijkt me eerder dat Blotkamp enkele signalen wilde afgeven met deze expositie, en niet een voorstel wilde doen voor hoe de collectiestukken het beste ingedeeld kunnen worden. Ik hoop met Blotkamp mee dat de presentatie van de vaste collectie in het verbouwde pand van het Stedelijk verder zal gaan dan een opeenvolging van stromingen. Wie met enige regelmaat musea bezoekt, kent dat verhaal inmiddels wel. Maar ik zou, eveneens net als Blotkamp, niet willen stellen hoe de beste indeling wèl zou zijn. Het betreft hier een algemeen probleem waarover door conservatoren geen consensus wordt bereikt. Elke oplossing is aan stevige kritiek onderhevig.

Alternatief

Het alternatief, waar bijvoorbeeld iemand als oud-directeur van het Stedelijk Museum Rudi Fuchs groot mee werd, hield in dat kunstwerken uit verschillende tijden en streken met elkaar geconfronteerd werden door ze naast elkaar te plaatsen. Dit bleek een goede manier om uit het stramien van chronologie te breken, maar één van de nadelen van dit soort indelingen is dat de doorsnee bezoeker niets begrijpt van de diepere verbanden; er wordt nogal wat denkwerk en voorkennis verondersteld. Ook deze manier van presenteren bleek derhalve niet ideaal.

De verschillende experimenten die door de jaren plaatsvonden hebben uiteindelijk voor veel musea voor moderne kunst geresulteerd in halfslachtigheid: een beetje educatie, een vrij esthetische opstelling en een min of meer chronologische opeenvolging van stromingen. Veel musea, ook de kleine, lijken te streven naar een overzicht van de moderne kunst, al is het dan met verschillende zwaartepunten, terwijl juist de onmogelijkheid van een ideale opstelling een museum de vrijheid geeft een eigen pad te kiezen.

Kritiek is onvermijdelijk, dus laat men liever na te proberen hèt ideale klassieke kunstmuseum te zijn of na te bootsen. Een museum zou een duidelijke keuze moeten maken, bijvoorbeeld voor een geheel a-chronologische opstelling, al gaat dat ten koste van de toegankelijkheid. Of laat men kiezen voor een opstelling die geheel is gericht op esthetische ervaring, al betekent dat een gebrek aan educatie. Of andersom. Voor welke aanpak een museum ook kiest, laat ze alsjeblieft consequent zijn in de uitvoering. Het kleurrijke museumlandschap dat op die manier zou ontstaan en waarin elk museum een duidelijk eigen gezicht heeft, lijkt me zeer prettig.