Kippenvel #5
Waarom is het eigenlijk een “Hitler-snorretje”? Waarom geen “Charlie Chaplin-snorretje” of “Oliver Hardy-snorretje”? Ik pleit voor politiek-culturele rehabilitatie van dit specifiek stukje gezichtsbegroeiing. En, om met Cor van der Laak te spreken, wel hierom.
Toen ik een jaar of 10 was, werden regenachtige herfstvakantie-middagen waar maar geen einde aan leek te komen steevast doorgebracht in het gezelschap van De Dikke en De Dunne. Er was altijd wel een zender te vinden die ze uitzond. Zeker de Belgische BRT had een strippenkaart die blijkbaar vol moest. Ik denk dat mijn concept als tienjarige van wat humor is grotendeels door Laurel en Hardy is vormgegeven. In eerste instantie was het vooral de groffe slapstick van de stomme films waar het meest bij gelachen werd, maar gaandeweg werden de latere talkies leuker. De subtiele dialogen hebben anno nu nog niets aan scherpte verloren.
Waar Charlie Chaplin als grootste filmster van de stomme film niet de overstap kon maken naar de geluidsfilm, bleken Laurel en Hardy met geluid flink aan humor te winnen. De licht Britse tongval van Stanley tegenover de vette zuidelijke drawl van Oliver vormen een mooi contrast. Zij waren samen met The Marx Brothers degenen die de geluidsfilm aangrepen om komische dialogen te gaan schrijven. En het was vooral Stan Laurel, de creatieve motor van het duo, die de wisecracks, one-liners en tal van fysieke grappen bedacht. Terugkijkend naar een stapel oude video’s probeerde ik vast te stellen waarom ik zo hard moet lachen om die twee. Stiekem was ik op zoek naar het wezen van humor. Wellicht overbodig te melden, maar het is me dus niet gelukt. Als er één cultuuruiting is waarvan het mechanisme nog nauwelijks in kaart is gebracht, dan is het wel humor.
Een ding weet ik wel. Humor werkt vooral door herhaling. Je weet dat het mis gaat en de verwachting maakt de grap alleen maar leuker. Oliver weet het altijd beter, is heel bazig over Stan, en wij als kijkers weten dat hij daarmee zijn eigen ondergang in gang heeft gezet. De voorpret tot de val. John Cleese als Basil Fawlty in Fawlty Towers is ook zo iemand die virtuoos zijn eigen graf wist te graven. De kijker spant samen met de underdog en wacht tot de onvermijdelijke ondergang van de zelfbenoemde autoriteit.Laurel en Hardy waren al ver in de dertig toen ze hun eerste film als duo maakten in 1927. Ze hadden er allebei al een halve carrière opzitten in de films van Hal Roach, de studiobaas die de eer toekomt ze bij elkaar te hebben gezet. En ze de ruimte heeft gegeven zich te ontwikkelen. Laurel en Hardy is geen archetypisch komisch duo met een aangever en afmaker, zoals bijvoorbeeld Abbott en Costello of Frans van Dusschoten en André van Duin (die overigens zijn bewondering voor Stan Laurel nooit onder stoelen of banken heeft gestoken. In veel van zijn typetjes valt de echo van Stan Laurel te bespeuren.) De humor is gelijk verdeeld. En hoewel Laurel meer de lach aan zijn kont heeft hangen, zou het minder leuk zijn zonder het tegenspel van Oliver Hardy. Laurel en Hardy zijn twee doodgewone mannen die hogerop in de wereld trachten te komen. Dat die wereld daar niet aan mee wil werken is niet hun fout. Zij zitten vol goede ideeën, zolang ze maar niet proberen na te denken.
Een van de mooiste scènes is uit Sons Of The Desert (1933), misschien wel hun beste feature. Terwijl Ollie in de keuken ruzie maakt met zijn vrouw of hij wel of niet naar een conventie mag, zit Stan op de bank en ziet een lekker appel op de fruitschaal. Hij neemt een flinke hap, maar in plaats van het bekende crunch-geluid blijft het stil. Hij werkt, zonder geluid, met steeds meer moeite de appel weg, slikken gaat moeilijker en moeilijker. De appel-scène lijkt een eeuwigheid te duren. We zien een man een appel eten en op de een andere manier is dat heel erg grappig. Stan Laurel verstond de kunst om van niets iets te maken, net zoals Toon Hermans eindeloos kon doorzaniken over helemaal niks. Hardy komt de kamer in gebriest en ziet de appel in de hand van Laurel. “Waar heb je die vandaan?” wil hij weten. Stan wijst ietwat schuldbewust op de fruitschaal. “Dat fruit is van was,” roept Hardy ontsteld. In veel latere hoofdfilms werden zang en dans ingezet om de aandacht vast te houden. Vaak was er ook sprake van een nogal slap liefdesverhaal. Zo’n plot is logisch verklaarbaar vanuit de visie van de Hollywood-studio om een zo groot mogelijk publiek te bereiken, maar het maakt die films ook heel erg gedateerd.
De two-reelers (korte films van twee actes op twee filmspoelen) bieden meer tijdloze humor. The Battle Of The Century (1927) kent het grootste taartgevecht op celluloid vastgelegd. Busy Bodies (1933), klussen in huis met het dynamische duo, bevat een hoop gooi- en smijtwerk, inclusief een scène waarin Stan de vastgeplakte kwastharen met een houtschaaf van Olivers kin probeert te scheren. Legendarisch is The Music Box (1932), waarin onze helden een pianola een betonnen trap op proberen te krijgen. Onnodig te vermelden dat dat niet gaat lukken.
Er is inmiddels een begin gemaakt met het remasteren van alle Laurel en Hardy-films (81 two-reelers en 24 hoofdfilms) op DVD, met allerlei bonusmateriaal. Hopelijk krijgen ze hiermee een derde leven in de 21e eeuw. En laten we met zijn allen afspreken dat we die gruwelijke, intens lelijke ingekleurde versies collectief gaan boycotten. Ik laat alvast mijn snor staan.