Meer van hetzelfde
Herinner je je Stiltskin nog? Net na het hoogtepunt van de grunge, zeg 1994, werd de markt overspoeld met ‘grungige’ bandjes, meestal behept met niet meer dan een paar fragmenten inspiratie en zeker niet meer dan één CD in het vooruitzicht. Zo ook onze vrienden van Stiltskin, die best een aardige plaat afleverden en zowaar met ‘Inside’ nog een hitje scoorden, maar bij wie vooral het meedogenloos teren op de grungegolf duidelijk werd.
En zelfs daar waren ze niet oorspronkelijk in. The Stranglers hadden precies dezelfde truc namelijk al uitgehaald vlak na de eerste spasmen van de punk. The Stranglers begonnen in 1974 als Londense club band en liftten vrolijk mee met de punkgolf toen die over hen heen kwam in 1976. In alle eerlijkheid moet je zeggen dat dat voor wel meer vooraanstaande punkbands gold, met The Clash voorop. Maar waar die laatste groep de woede van de punk ook uitdroeg, kon je dat van The Stranglers niet echt zeggen. Albums als Rattus Norvegicus en No More Heroes speelden weliswaar stilistisch in op punkthema’s, maar verkondigden nooit de revolutie zoals The Clash of The Sex Pistols dat konden doen.
Dertig jaar
Die tactiek legde de drie Britten en een Fransman echter geen windeieren. Tussen 1977 (No More Heroes) en 1984 (Peaches) scoorden The Stranglers de ene hit na de andere, met als toppunt ‘Golden Brown’ in 1982. Het ene na het andere album werd uitgebracht, met eigenlijk altijd dezelfde klank. Toch bleken The Stranglers duurzamer dan bijna elke andere punkband: met Norfolk Coast, plaat nummer 15, worden dertig jaar volgemaakt. Echter zonder Hugh Cornwell, de frontman van het eerste uur. Die hield het in 1990 voor gezien, en het lot van The Stranglers in de afgelopen vijftien jaar heeft wel duidelijk gemaakt dat zijn vervangers John Ellis (gitaar) en Paul Roberts (zang) niet van hetzelfde kaliber waren als Cornwell.
Zelfingenomen
Deze plaat is wel aangeduid als een come-back van The Stranglers, maar dat lijkt een wat al te vriendelijk oordeel. Afgezien van een paar technische details kun je hem voor willekeurig welke Stranglers-CD uit de jaren negentig inwisselen en dat is tegelijkertijd de kracht en de zwakte van deze muziek. De vaste schare aanhangers zal ongetwijfeld tevreden in de huiskamer luisteren, maar het valt niet te verwachten dat deze CD de belangstelling voor The Stranglers gaat vergroten. Maar je moet het ze nageven: de plaat klinkt nergens zelfingenomen of ingeslapen en dat is een hele prestatie als je al twintig jaar min of meer dezelfde sound produceert.
Overbezet
Ongeïnspireerd klinkt het wel, met slechts een paar uitzonderingen. Slechts incidenteel wordt uit een ander vaatje getapt (‘Sanfte Kuss’) en dat is dan ook meteen een heel frisse afwisseling van het nogal overbezette geluidsbeeld dat meestal de boventoon voert. Maar je ziet de band er zo nog veertien van dit soort albums uit gooien. En dat is het dan eigenlijk ook wel. Geen verrassingen, wel kwaliteit. Als je The Stranglers toch al in de kast had staan en je wilt meer van hetzelfde, zul je je er geen buil aan vallen. Maar persoonlijk gooi ik London Calling maar weer eens in de speler.