De monnik en het altruïsme
Altruïsme is geen utopisch idee dat door ‘een paar halfzachte naïevelingen’ hardnekkig in stand wordt gehouden. Sterker nog, altruïsme is ‘een bepalende factor voor de kwaliteit van ons huidige en toekomstige bestaan’.
Zo betoogt althans Matthieu Ricard in zijn anderhalve kilo zware boek Altruïsme: De kracht van compassie, waarin hij het begrip altruïsme binnenstebuiten keert. Ricard doet dit aan de hand van twee denkwerelden waardoor hij zeer sterk beïnvloed is: die van het boeddhisme uit het Oosten en die van de westerse wetenschappen.
Ricard groeide op in het Westen en vertrok op twintigjarige leeftijd om in afzondering te leven. Na hernieuwde confrontatie met die westerse maatschappij verwonderde hij zich over de mate waarin het individualisme wordt gepredikt, niet zelden kapseizend naar egoïsme en narcisme. Grote denkers als Hobbes, Nietzsche en Freud, die weinig goeds en weinig altruïstisch in de mens zagen, hebben volgens de boeddhistische leraar zo’n sterke invloed gehad op de psychologie, evolutietheorie en economische theorieën, dat ze een dogma zijn geworden. ‘De koppigheid waarmee grote geesten achter elke menselijke handeling koste wat het kost een egoïstisch motief willen ontdekken, blijft verbijsterend.’
Definitie
Ricard stelt zichzelf aanvankelijk een aantal vragen. Om te beginnen, wat is altruïsme eigenlijk? Definities in overvloed, maar wellicht geeft Auguste Comte, die het woord voor het eerst in de negentiende eeuw gebruikte, de meest eenvoudige en duidelijke omschrijving: ‘uitschakeling van egoïstische verlangens en egocentrisme en een leven leiden dat gewijd is aan het welzijn van anderen.’ Maar bestaat dit feitelijk wel? Of, anders gezegd, is er een mens die níet door zijn egoïstische verlangens wordt geleid?
Zo’n mens is er, zegt Ricard en slaat de halsstarrige egoïst met tal van menslievende verhalen, positieve onderzoeksresultaten en uitspraken van wijze mannen en vrouwen om de oren. Soms volgen al deze voor het bestaan van altruïsme pleitende argumenten elkaar in zo’n hoog tempo op, dat het wat vermoeiend wordt. Het beeld van een stampend kind dat zijn gelijk wil halen dringt zich hier op. Toch moeten we het eerder zoeken in het enthousiasme waarmee de wijsgeer zijn stellingen verdedigt. Zeer helder, met slechts hier en daar een vleugje zweverigheid, verbindt hij zijn oosterse wereld met die van de westerse psychologie, filosofie, ecologie en neurowetenschappen.
Noodzakelijkheid
Via zijn zeer uitgebreide studie leidt Ricard de lezer langs tal van, in goed behapbare brokken gepresenteerde, vraagstukken. Complexe vraagstukken die hij helder, maar zonder simplificatie uitpluist en waarbij de onderlinge samenhang van groot belang is. Enkel door die samenhang kan hij tot zijn conclusie komen dat altruïsme in ons allemaal schuilt. In ons als individu en in de afzonderlijke maatschappijen waartoe wij als individuen toe behoren. Ja, altruïsme is zelfs noodzakelijk om de alarmerende toestand te weerstaan. De sociale crisis, de economische crises en de ecologische crisis; altruïsme is de sleutel tot de oplossing. Wat betreft dit laatste punt ziet Ricard een gevaarlijk punt naderen waarna terugkeer onmogelijk is. Daar de mens uit evolutionair oogpunt een ongekende vaardigheid in samenwerken heeft, dient dit wapen dan ook te worden ingezet. Hierbij citeert hij evolutiedeskundige Martin Nowak, die zegt dat:
…samenwerken niet alleen de belangrijkste architect is van vier miljard jaar evolutie, maar dat zij de meeste hoop geeft voor de toekomst van de mensheid en ons de kans zal geven de grote uitdagingen die ons te wachten het hoofd te bieden.
Om die samenwerking op gang te krijgen is het cultiveren van altruïsme noodzakelijk. Het bijbrengen van de kracht van compassie, daar kunnen we niet vroeg genoeg mee beginnen. Daarnaast moet er een omslag in ons denken plaatsvinden. De mens is van nature geen egoïstisch monster en echt altruïsme bestaat. In de conclusie zegt Ricard te hopen dat zijn boek ‘zijn steentje, hoe klein ook, zal mogen bijdragen aan de opbouw van een betere wereld’. En hoe kun je, als compassievolle mens, niet met hem mee hopen? Al is hopen niet genoeg. Dus laten we die aloude tegeltjesspreuk weer eens van stal halen: verander de wereld, begin bij jezelf.