Een klein theater van verbroken beloftes
De protagonist van Verbroken beloftes had zich voorgenomen nooit te trouwen maar is nu toch echtgenote en zelfs moeder. Met moeite past ze zich aan aan de nieuwe omstandigheden. Al snel wordt duidelijk dat ze nog steeds de wens heeft een ‘kunstmonster’ te worden: iemand die zich alleen met kunst bezig houdt, niet met alledaagse dingen.
In Verbroken beloftes probeert de protagonist (niemand wordt bij naam genoemd in deze roman) een balans te vinden tussen haar neiging zich te storten op het ‘kunstmonsterbestaan’ en haar gezinsleven. Ze stort in als blijkt dat haar schijnbaar perfecte echtgenoot een affaire heeft. Offill laat zien hoe de ‘ik’ afstand neemt door haar plotseling buiten haar eigen verhaal te plaatsen: ‘ik’ wordt ‘zij’, of ‘echtgenote’. Eerder deed ze dit al bij de echtgenoot: ‘jij’ werd ‘mijn echtgenoot’. Offill toont hiermee op subtiele wijze hoe de onderlinge verhoudingen veranderen.
Minuscule deeltjes
De protagonist analyseert haar leven door haar herinneringen onder een microscoop te leggen. Het boek is in fragmenten geschreven en ieder fragment leeft los van de rest: iedere pagina bevat gemiddeld vier witregels. Offill geeft in een interview met Hobart aan dat ze bewust voor het fragmentarische karakter gekozen heeft, en dat ze zich voornamelijk heeft laten inspireren door een essay (Modern Fiction) van Virginia Woolf. Hierin oppert Woolf dat de kleinste dingen het leven maken, evengoed als dat wat normaal ‘groot’ genoemd wordt.
De fragmenten in Verbroken beloftes zijn een mix van herinneringen, anekdotes, wetenschappelijke feiten, ideeën uit het werk van filosofen en zinnen uit gedichten en romans. Het zijn de atomen zoals genoemd in Woolfs essay, minuscule deeltjes die de hoofdpersoon verzamelde om haar verhaal beter te begrijpen. De weetjes passen in de context van haar leven: ze controleerde ooit feiten voor een wetenschappelijk tijdschrift en is later in haar leven ghostwriter voor een ‘bijna-astronaut’. Doordat de fragmenten zeer variëren in karakter blijft het boek constant verwonderen. Na een opmerking over haar niet erg lieve baby volgt bijvoorbeeld een passage waarin de echtgenote vertelt over een lok haar op het kleine hoofdje dat ze al duizend keer gefotografeerd heeft. Door deze grote afwisselingen is het boek soms pijnlijk, soms grappig en zelfs poëtisch:
Als ze mensen vertelt dat ze misschien naar het platteland gaat verhuizen, zeggen ze: ‘Maar ben je niet bang dat je dan eenzaam wordt?’
Wordt?
Onderzoeken met MRI-beelden hebben aangetoond dat de pijn die gepaard gaat met relaties die verbroken worden niet alleen emotioneel is. In de hersens van mensen van wie het hart onlangs was gebroken lichtten dezelfde gebieden op als die bij hen die lichamelijke mishandeling te boven komen.
Wat John Berryman heeft gezegd: Ik ben te alleen. Er komt geen einde aan. Konden we maar vluchten, zelfs dat zou beter zijn.
’s Nachts in bed houden ze elkaars hand vast. Als de echtgenote heel voorzichtig is, lukt het haar dit te doen en tegelijkertijd stiekem haar middelvinger naar haar echtgenoot op te steken.
Mozaïek
Er staat werkelijk geen woord te veel in Verbroken beloftes. Dat klinkt wellicht net zo cliché als het onderwerp van dit boek (het huwelijk, overspel), maar Offill heeft simpelweg niet veel woorden nodig om onderwerpen als eenzaamheid, liefde, het gezin, vrijheid en bedrog op een vernieuwende wijze aan te kaarten. Haar zinnen zijn krachtig en afgemeten, en zelfs haar witregels zijn veelbetekenend. De woorden die ze van andere schrijvers leent passen zonder uitzondering perfect in het mozaïek dat dit boek is.
Offill bewijst tevens dat een meesterwerk geen dik werk hoeft te zijn of een origineel onderwerp nodig heeft. Alledaagse momenten kunnen van even groot belang zijn als eenmalige gebeurtenissen, het is aan de schrijver om de moleculen op te merken, de lijnen te volgen, de patronen te ontdekken. En dat is Jenny Offill gelukt: zij heeft woorden gevonden die de lezer ervan overtuigen dat zowel kleine als grote momenten van belang zijn in een plotloos bestaan.