Klucht zonder kneuterigheid
Een jonge auteur die niet over het chaotische leven in een hippe wereldstad schrijft? Is dat niet vreselijk saai? Met Blaasmuziekpop bewijst Vea Kaiser het tegendeel.
In 1959 is de jonge houtsnijder Johannes Gerlitzen volledig in de ban van de lintworm in zijn darmen. Wanneer hij eindelijk wordt verlost van de 14,8 meter lange worm, besluit Johannes zijn geboortedorp in de Alpen én zijn vrouw en pasgeboren dochter te verlaten voor een studie geneeskunde. Jarenlang horen de inwoners van St. Peter am Anger niets van hem. Niemand heeft hoge verwachtingen van de eenvoudige dorpsjongen. En dan plotseling is Johannes terug, mét een diploma en een specialisatie in parasieten. Johannes wordt de eerste dorpsdokter van het bergplaatsje.
Weg uit de bergen
Johannes’ dochtertje Ilse is volkomen anders dan haar vader: terwijl hij zich verdiept in boeken en de eenvoudige dorpsbewoners van St. Peter am Anger met kritische blik bekijkt, houdt zij van het dorpse bestaan. Zijn hang naar het grootste en onbekende, en afkeer van het bekrompen dorpsleven, wordt jaren later wél overgedragen op zijn kleinzoon en naamgenoot Johannes. Kleine Johannes heeft maar één droom: weg uit het dorp en naar het gymnasium in de grote stad. Als hij dat doel bereikt, verwacht hij van al zijn zorgen verlost te zijn.
Helaas. Kleine Johannes merkt al snel dat hij – tegen wil en dank – onlosmakelijk verbonden is met zijn geboortedorp. Dat brengt hem op een idee: hij besluit zijn dorpsgenoten voortaan als onderzoeksobjecten te beschouwen. Aan de hand van hun gedrag brengt hij de cultuur van de ‘bergbarbaren’ van St. Peter am Anger in kaart. Langzaam maar zeker raakt hij steeds meer betrokken bij het dorpsleven. Uiteindelijk staat hij onbedoeld en ongewild aan de wieg van de grootste gebeurtenis die het dorp ooit heeft meegemaakt.
Monnik in een jaguar
In eerste instantie lijkt Blaasmuziekpop eenvoudig in elkaar te zitten: het verhaal is chronologisch opgebouwd en vrijwel het hele boek speelt zich af in één dorp. De eenvoud van Vea Kaisers werk is echter bedrieglijk. Het boek van de Oostenrijkse zit ingenieus in elkaar: de verhalen van opa Johannes, dochter Ilse en kleinzoon Johannes lopen naadloos in elkaar over. Ze worden bovendien afgewisseld met de notities van kleine Johannes, die zijn dorpsgenoten omschrijft alsof het apen in een dierentuin zijn.
Terwijl andere jonge auteurs vrijwel zonder uitzondering over het stadsleven schrijven, beschrijft Kaiser (1988) het leven in een piepklein Oostenrijks bergdorp. Dit doet ze op zo’n beeldende manier dat je zelfs de bergroute naar het gymnasium die Johannes dagelijks per bus aflegt levendig voor je ziet. Dat betekent niet dat het boek saai of eenzijdig wordt. Een monnik in een Jaguar, vier bemoeizuchtige dorpsoudsten in een jeep, een hoogzwanger tienermeisje, een lokale voetballegende, een condoomdealer in een dorpscafé en een dictatoriale moederkring; Kaiser beschikt over de kracht om de aandacht continu vast te houden. Blaasmuziekpop heeft dan ook wat weg van een moderne klucht. Mét humor, maar zonder kneuterigheid.