Vroege feminist in dromerig Amsterdam
.
Poppenhuizen waren populair onder de rijken in de 17e eeuw, niet alleen omdat vrouwen met de huizen konden leren hoe zij een goed huishouden moesten leiden, maar vooral als statussymbool. Op een van deze huizen baseerde Jessie Burton haar debuutroman: dat van Petronella Oortman, een van de pronkstukken van het Rijksmuseum en een exacte replica van het huis van de echte ‘Nella’. Die spendeerde negentien jaar om het huis in te richten met dure pronkstukjes van overal ter wereld. De 32-jarige Burton koos er echter voor het verhaal wat te versnellen. Zij omschreef haar boek zelf als ‘feministische Gouden Eeuw-fictie’.
Assepoesters en boze stiefmoeders
Zoals menig 18-jarige droomt Nella van de ware liefde wanneer ze wordt uitgehuwelijkt aan een koopman van twee keer haar leeftijd, maar daarin wordt ze al snel teleurgesteld. Hoewel Johannes het prima vindt om handenvol geld aan haar te spenderen en haar onder andere het monstrueuze poppenhuis cadeau doet, laat hij haar in emotioneel opzicht in de steek. Hij deelt het huwelijksbed niet – vanwege voorkeuren die al snel duidelijk worden – en lijkt verder ook zijn best te doen zo min mogelijk woorden met zijn jonge bruid te wisselen.
De andere leden van het huis zijn ook al weinig toeschietelijk; de twee bedienden, Cordelia en de negroïde Otto, zijn vriendelijk genoeg, maar ze houden zich vooral bezig met poetsen en opruimen en heel weinig met hun nieuwe vrouw des huizes. Nella is dat dan ook alleen maar in naam. In werkelijkheid is het Maren, Johannes’ ongehuwde, stugge zuster, die de scepter zwaait. Aangezien Johannes veel op pad is, leidt Marens onvriendelijke houding er al snel toe dat Nella vereenzaamt. Zij zoekt verdrietig haar toevlucht tot het poppenhuis, waarvoor ze bij een miniatuurmaakster diverse ontwerpen bestelt. Tot haar verbazing stuurt zij inwoners voor het huis die laten zien dat ze veel meer over het huishouden weet dan Nella haar heeft verteld.
Amsterdam ademt
De Britse Burton slaagt er uitstekend in het zeventiende-eeuwse Amsterdam neer te zetten, ondanks dat ze maar tien dagen in de stad verbleef. De kennis die ze opdeed, vulde ze aan met een bibliografie ‘zo lang als haar arm’. Zo goed als ze is in het neerzetten van die achtergrond, zozeer laten haar personages nog te wensen over. De hoofdfiguren blijven eendimensionaal en weinig sympathiek; van Johannes – die steeds weer het huis uitvlucht – tot Maren die het gehele huishouden alle pleziertjes ontzegt, tot Nella die onmachtig toenadering probeert te zoeken tot haar huisgenoten. De feministische noot is dat Nella na verloop van tijd in haar eentje op pad gaat Amsterdam in, op zoek naar de mysterieuze miniaturist, een verhaallijn die buitengewoon onbevredigend wordt afgerond. Daarbij probeert Burton wat al teveel controversiële onderwerpen te tackelen in haar 368 pagina’s. Deze zijn met homoseksualiteit, feminisme en racisme snel gevuld, en dat alleen bij de gratie van de buitengewoon accepterende houding van haar hoofdrolspelers.
Na een hele serie interviews en optredens, is ondertussen de grootste hype overgetrokken en is Burton alweer met haar volgende roman bezig, over de Spaanse burgeroorlog in de jaren dertig van de vorige eeuw. Wanneer ze haar talent voor sfeerbeschrijvingen vasthoudt en als haar karakterontwikkeling verder rijpt, heeft ze een mooie en lange carrière voor zich.