Kazig met een korreltje zout
.
Als je It’s Album Time even snel samplet, blijkt dat de Noorse grapjas Todd Terje een liefhebber is van goedkope jaren tachtig-synths, de business class-sfeer die wordt uitgeademd door duur klinkende soundtracks, en tropische James Last-loungemuziek die je doet denken aan goedkope cocktailparasolletjes.
Het is allemaal erg vermakelijk, en bij het horen van nummers als ‘Preben Goes to Acapulco’ of het Italo-achtige ‘Inspector Norse’, werkt de meligheid gelijk in op je lachspieren. Toch is het vanaf daar maar een kleine stap naar irritatie, vooral als je bepaalde geluidjes en melodietjes langer hoort.
Het is natuurlijk allemaal al eerder gedaan. Wie zich de lounge en easy listening-golf van eind jaren negentig nog kan herinneren, zal bij het luisteren naar It’s Album Time een sterk gevoel van herhaling voelen. Het concept van ironisch plunderen uit ‘foute’ stijlen en guilty pleasures is al toegepast door de Nederlanders Arling & Cameron, en het zou je vergeven worden als je hun muziek verwarde met die van Terje. Ook doet Terje in zijn ontwapenende humor denken aan de muzikale fratsen van Senor Coconut, oftewel Uwe Schmidt. Je moet toegeven dat Terje weet wat hij doet, en daarmee bewijst hij dat hij een gepassioneerde fan is die een gepaste hommage wil brengen aan zijn invloeden.
Wat je echter mist is een originele draai aan al die retro-invloeden. De jaren tachtig-sound die door andere artiesten (zoals Kavinsky of Washed Out) nog iets nieuws meekrijgt, zijn hier verankerd in het verleden. En zo voel je je als luisteraar van de rollende synths van ‘Delorean Dynamite’ eerder een campy Tom Selleck die als Magnum P.I. rondrijdt in een patserige bolide, dan een coole Ryan Gosling in Drive.
Cocktailwijsheid
Zijn er dan geen verrassingen? Wel, er is een subtiele cover van Robert Palmers ‘Johnny & Mary’, die iets doet wat je niet vaak hoort. Het nummer klinkt beter dan het origineel, en geeft het een nieuwe lading door een uitvoering die respect combineert met een eigen invulling. Terje krijgt hier echter wel versterking van living legend Brian Ferry, die hier overkomt alsof hij aan het einde van zijn Latijn is. Zijn stem klinkt oud, maar toch overtuigend voor iemand die te lang tussen cocktailbars heeft geslenterd, en enigszins beneveld flarden levenswijsheid uitdeelt of terugdenkt aan gedoemde relaties. Het vormt het beste moment van de plaat, omdat alle hedonistische oppervlakkigheid wordt doorbroken door emotie die geloofwaardig gegrond is in verbrijzelde illusies en onvermijdelijke teleurstelling. Na het liedje galmt de vrolijke kermis echter weer door de boxen en zijn we terug bij af.
Al met al zal de ervaren platenjunk waarschijnlijk al bij het zien van de hoes weten dat je Terje met een korreltje zout moet nemen. Het is zeker niet slecht, en soms lekker catchy, maar ook van het ene ene oor erin, het andere oor eruit. Net zo diepgaand als Magnum die je een knipoog geeft en je weer even terugbrengt naar simpelere tijden, waarin de kleuren fel waren en de muziek ongegeneerd kazig en kunstmatig.