Gevlucht in een imaginaire alwetendheid
De wereld redden door naar anderen te luisteren; dat is de taak die de vijftienjarige Ali zichzelf heeft opgelegd. Een onmogelijke opgave? Niet voor een jongen die veertig talen spreekt en alles ziet en hoort wat er om hem heen gebeurt.
De Oostenrijkse Martin Horváth is bedreven in het schrijven van korte verhalen en essays en ontving hiervoor eerder al diverse prijzen, waaronder de Bruno-Kreisky-waarderingsprijs. Dat dit talent zich ook uitstekend leent voor het schrijven van een roman, laat hij zien in Moorkop, of hoe ik eropuit trok om de wereld te redden: een boek dat vol staat met korte verhalen, die de schrijver weet te bundelen tot een geniaal geheel.
Een mysterieuze verteller
Hoofdpersonage in het verhaal is Ali, een betweterige jongen die woont op de jongerenafdeling van een asielzoekerscentrum te Wenen. Ali is een AMA: een Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker van vijftien jaar; ‘inofficieel eenenvijftig, wat geen verschil maakt, want iedereen weet natuurlijk dat leeftijdsvermeldingen commutatief zijn’ (commutatief betekent hier verwisselbaar). Een schrandere uitspraak voor een vijftienjarige, die naar eigen zeggen ook nog eens veertig talen spreekt. Hierdoor worden er al vanaf de eerste pagina’s vraagtekens opgeroepen bij dit personage.
En het duurt ook nog wel even voordat er meer duidelijkheid komt omtrent het personage Ali. Ali is gedurende de hele roman de verteller en ook al hoort hij zichzelf graag praten, over hemzelf komen we niet veel te weten. Hij is namelijk vooral geïnteresseerd in de verhalen van zijn medebewoners, duistere verhalen, waar hij er gedurende het boek steeds meer van ontrafelt.
Aangrijpende levensverhalen
Ali’s huisgenoten komen uit diverse landen en met hen spreekt hij in hun moedertaal om details los te peuteren over hun vluchtverhaal. Zo is er Manu de tomatenplukker, die niet betaald maar wel mishandeld wordt, en Nicoleta, een meisje dat opgroeit in een tehuis waar ze uit wegvlucht en vervolgens wordt ontvoerd, om te eindigen als minderjarige prostituee.
Dit lijken misschien clichés, bekende verhalen over mensenhandel, maar zo leest het niet. Ali introduceert elk van zijn huisgenoten, hecht zich aan hen en neemt de lezer hierin mee. Elk levensverhaal wordt geleidelijk en met treffende details opgebouwd, de personages komen tot leven, waardoor de ontknopingen van deze vluchtverhalen stuk voor stuk inslaan als een bom.
Aandoenlijke zelfingenomenheid
Dan zijn de vluchtverhalen nog slechts vertakkingen van het echte verhaal: uiteindelijk draait het natuurlijk wel om Ali, ondanks dat hij zijn eigen verhaal achterwege laat (want daar is naar zijn eigen zeggen weinig interessants aan). Wanneer hij het advies krijgt om naar een therapeut te gaan, is zijn antwoord: ‘een mens wordt toch niet ziek in zijn hoofd alleen omdat ze zijn familie een beetje hebben gemarteld en vermoord!’
Dit klinkt spottend, maar Ali is bloedserieus. En dit maakt Ali de grote ster van de roman: hij denkt alles te weten, verheven te zijn boven anderen, maar heeft geen benul van zijn eigen situatie. Dit zorgt voor enerzijds komische, anderzijds zeer ontroerende passages. Komisch is het bijvoorbeeld hoe Ali steeds een nieuwe vrouw ontmoet die ‘de mooiste vrouw op deze planeet’ is, en hoe hij er steeds van overtuigd is dat zij slechts op aarde is om hem lief te hebben. Wanneer hij keer op keer wordt afgewezen, komt er een poëet in hem naar boven:
Wat kan ik anders doen dan troost zoeken in de natuur als je van de mensen niets kunt verwachten? Weest omhelsd, jullie onverzettelijke rotsen, weest gekust, jullie teerbladerige bloempjes, in stille aanschouwing laat mij dwalen door deze frisse groene haag.
De ernst waarmee Ali naar zichzelf kijkt, is wat dergelijke passages zo geestig maakt. In deze ernst ligt ook de droefheid verscholen: Ali is zo overtuigd van zijn eigen kunnen dat hij terreuracties verzint waarmee hij de wereld denkt te kunnen verbeteren. Dat begint onschuldig, door mensen op straat lastig te vallen en hen te confronteren met hun vooroordelen (‘Ik ben een hitsige Afghaan, als hobby rand ik vrouwen aan’), maar eindigt met het plan om de zogenoemde ‘rijksuitzetminister’ te ontvoeren. Ali verliest zichzelf steeds meer in deze plannen, een ontwikkeling die gelijk opgaat met de onthulling van de getraumatiseerde jongen die hij werkelijk is.
Een meesterlijk geheel
Horváth schrijft met humor en gebruikt woordspelingen en poëtische elementen om, juist voor de westerse lezer, de pijnlijke waarheid over vluchtelingen te laten zien. Zijn keuze om deze verhalen te laten vertellen door een geesteszieke minderjarige, maakt het verhaal op een avontuurlijke manier verwarrend, interessant en nog aangrijpender dan wanneer het vanuit een ander perspectief zou zijn verteld. Tel hierbij de talloze dimensies op die deze roman bevat en het is duidelijk dat Horváth een meesterlijk romandebuut heeft afgeleverd.