Boeken / Fictie

Tussen onderbuik en neusholte

recensie: John Williams (vert. Edzard Krol) - Stoner

De titelfiguur in Stoner is een universitair docent letterkunde. En het hoofdthema is de liefde: voor een vrouw (of twee), een kind en de literatuur. Dit zijn niet onbeminde, maar wel zeer bekende romaningrediënten. Toch moet het originaliteitscriterium hier (tijdelijk) overboord, want Stoner is haast een ideale roman.

Oorspronkelijk publiceerde de Amerikaan John Williams (1922-1994) Stoner in 1965. Nu, 47 jaar later, volgt de heldere Nederlandse vertaling. Op de eerste pagina kondigt Williams aan dat William Stoner leefde, op de universiteit werkte als hoofddocent, toen stierf en werd vergeten. Hiermee blaast hij het verhaal de adem van volstrekte zinloosheid in, van een verloren leven. Dit zet de lezer op het verkeerde been, want dat is het werkelijk niet. Stoner hoeft niet veel op zichzelf te reflecteren om er blijk van te geven dat hij zijn eigen aard volgt. Bovendien is hij het grootste deel van zijn leven bezig met een van zijn grote liefdes: de Engelse literatuur en het doceren ervan.

Verliefdheid


De gedachte- en zelfs bijna woordeloze kinderjaren van William Stoner, op een boerderij in Missouri begin twintigste eeuw, worden in enkele pagina’s afgedaan. Dan oppert zijn vader dat een landbouwstudie aan de universiteit van Columbia een goede keuze zou zijn. En dus gaat Stoner studeren, werkt hij voor kost en inwoning bij een neef van zijn moeder en schaamt hij zich voor zijn grote lijf. In alles doet hij zijn best, ogenschijnlijk zonder enige bijgedachte. Behalve bij één vak: het voor alle eerstejaars verplichte Engelse letterkunde ‘verontrust hem’.

Vervolgens overkomt hem daar wat hem in de roman meerdere malen zal overkomen: Stoner wordt verliefd, en wel op de taal en de literatuur. Zijn liefde vindt bestendiging in zijn talent, en met behulp van een docent start hij zelf een (beperkte) universitaire loopbaan. Dit leidt tot een even onvermijdelijke als ontroerende verwijdering tussen hem en zijn boerenouders.

… en verliefdheid

Zijn tweede verliefdheid – die voor de literatuur blijkt eeuwig – is minder gelukkig. Geheel verblind valt Stoner voor Edith Bostwick, een meisje opgevoed in een belachelijke onechtheid. Verkrampt heeft ze een vorm aangenomen die haar moeder en de ‘Miss Thorndyke School voor meisjes’ wensten dat ze aannam. Na twee levensechte scènes in Ediths ouderlijk huis wil de lezer het boek in rennen, om daar zowel met een paar rake klappen haar ouders bij zinnen te slaan als de hele bourgeois-kitscherige poppenkast in een ravage te veranderen (want rotzooi is tenminste écht).

De naïeve Stoner trouwt Edith en na tientallen pagina’s huwelijk wil de lezer ook haar wat aandoen – een neiging die met moeite kan worden onderdrukt omdat je weet hebt van de tragische oorzaken voor haar krampachtige persoonlijkheid. Natuurlijk verandert het niets aan het resultaat voor Stoner, namelijk een verloren mogelijkheid op geluk. 

Genade?

Niettemin baart Edith hem een dochter. In haar, alleszeggend Grace genaamd, vindt Stoner enkele korte jaren lang wat soelaas. Hier spat het broze geluk van de pagina’s. Verschroeiend mooi zijn de korte passages waarin Stoner en Grace samen in de studeerkamer zitten te lezen, hij met één gelukkig oog op het ingespannen gezichtje van zijn dochter, zittend aan haar eigen kinderbureau.

Zoveel harmonie is (bijna) nooit blijvend: Edith maakt Grace tot onderwerp van strijd. Onvermijdelijk verwatert hierdoor de band tussen vader en dochter. Stoner accepteert dit – inhoud gevend aan de connotatie van zijn naam – simpelweg omdat hij de onvermijdelijkheid ervan inziet. Dit onvermijdelijke wortelt in de combinatie van zijn eigen natuur, die van zijn vrouw en van de heersende culturele normen.

Overgave en geluk


De constante in het verhaal is zijn liefde voor de literatuur en het leraarschap. Op de universiteit vindt hij twee vrienden én een decenniadurende vijandschap. En net als je als lezer, iets over de helft van het boek, begint te vermoeden dat dit het was, wordt Stoner wederom verliefd. Ditmaal is de blinde overgave wederzijds: het vormt het orgelpunt in zijn leven.

De opeenvolging van zijn liefdes, alle zo verschillend van aard, brengen hem tot de volgende overweging:

Nu, op middelbare leeftijd, begon hij te ervaren dat het noch een genadige staat was, noch een illusie. Hij beschouwde het als een menselijk wordingsproces, een staat die keer op keer, dag in dag uit opnieuw werd uitgevochten en veranderd, door het verlangen, het verstand en het hart.

Het is een hele toer het werkelijke effect van Stoner te beschrijven zonder terug te vallen op vervaalde, sentimentele uitdrukkingen. Een poging daarlangs af te scheren: als gesteld benadert dit in zijn onderwerpkeuze vrij traditionele Amerikaanse verhaal de ideale roman. En natuurlijk begeeft ook ideale literatuur zich ergens tussen ‘het verlangen, het verstand en het hart’. De roman Stoner helt over naar het verlangen en het hart en veroorzaakt fysieke sensaties: iedere wending, ten goede of ten kwade, ervaart de lezer fysiek, ergens tussen onderbuik en neusholte.