Nieuw literair tijdschrift mag er wezen
Het grenst aan het ongelooflijke in deze tijden, maar een spiksplinternieuw literair tijdschrift heeft in juni 2011 het licht gezien en is er nog steeds. De Stichting Perdu, de trefwoorden Experiment en Poëzie in haar vaandel voerend, flikt het met het goed vormgegeven Terras. Er zijn al drie nummers verschenen. In deze recensie aandacht voor het nulnummer en nummer 01.
In het nulnummer zet de achtkoppige redactie uiteen wat de plannen zijn. Die klinken per definitie hooggestemd: de kracht van de verbeelding, de scherpzinnige geest serieus nemen, niet terugdeinzen voor het complexe, maar daarover literair en niet per se complex schrijven, want literaire verwoording verleent meer inhoud. De ondertitel luidt ‘Voor internationale literatuur & kunst’, dus er wordt veel vertaald. Terras is een anagram van het vroegere Raster, en is daar inhoudelijk ook min of meer de opvolger van.
Nieuwsgierig
Het nulnummer biedt, naast steeds een introductie daarop, werk van een reeks relatief minder bekende namen. Het is kost voor nieuwsgierige lezers die niet terugdeinzen voor literatuur die zich beweegt in het brede midden tussen hermetisch en eenvoudig. Zo klinken de gedichten van Jan Baeke parlando, maar lichte ontsporingen roepen ook vragen op.
In nummer 01 draait het om het thema ‘gereedschap’, alles wat de mens gebruikt om iets niet alleen met zijn handen te doen. Het gaat eerder om dingen die door mensen bediend worden dan om mensen die dingen bedienen. Als je daar niet veel fascinatie voor hebt, kan bij lezing een zekere zielloosheid je tegenzitten. Titels als ‘Elk leven is een bouwwerk’, ‘Wat niet gebruikt wordt, slijt’, ‘De sloop’, ‘Hamers, mokers & sleg’ en ‘Het gedicht als machine’ slaan de klok. In ‘Het nut van de handmatige printer’ belijdt Dirk van Weelden op een bijna vervreemdend uitputtende manier zijn fascinatie voor de schrijfmachine.Het thema ‘gereedschap’ kwam bij de redactie op door het beeldessay ‘De kunst van het machinelezen’ dat in 1978 van de hand van componist Dick Raaijmakers in het tijdschrift Raster verscheen. Daarin onderzoekt hij het traject tussen het idee voor een machine tot en met het gebruik ervan. Afgelopen mei werd in Perdu op de Kloveniersburgwal vanuit uiteenlopende kunstrichtingen daarop ingegaan.
Oud strijkijzer
Seamus Heaney (1939) dicht vanuit een band die hij van jongs af met stukken gereedschap heeft opgebouwd. Hij verleent met een dwingende nostalgie woorden aan dingen en het gebruik van die dingen. Met zijn bijzondere blik brengt hij de lezer af van het algemenere beeld dat deze van die dingen heeft, een landbouwwerktuig bijvoorbeeld, of een ‘Oud strijkijzer’:
Vaak zag ik haar het optillen:
een stevige wig
als een sleepboot voor anker
op de rand van de kachel.Om op gehoor de hitte te testen,
spuugde ze het in zijn ijzeren gezicht
of hield hem vlak bij haar wang
om het opgeslagen gevaar te peilen.
Deze Terras is overigens alleen al de moeite waard om de introductie van de oorspronkelijk Bulgaarse schrijver Miroslav Penkov (1982), met een mooi fragment uit zijn soepel meerlagige verhaal ‘Makedonia’, overigens ook te lezen in de bundel Ten oosten van het westen. Een land in verhalen. Sascha van der Aa schrijft boeiend over dé schrijver van het zogeheten dirty realisme, Raymond Carver, als inleiding van diens verhalen ‘De vader’ en ‘Afstand’.
Intussen is Terras 02 er ook al, waarvan het uitsluitend digitale ‘Ruïne’ prozavertalingen bevat. Het losbladige deel ‘Omhoog’ geeft in woord en beeld een tuimeling van stratosfeer tot zeebodem. Aardig toch dat een tijdschrift eigentijds van alleen maar een papieren bestaan af kan tuimelen.