Muziek / Achtergrond
special: Authenticiteit in de popmuziek

Wil de echte artiest nu opstaan?

.

Dit artikel maakt deel uit van een reeks over belangrijke thema’s in de muziek. Lees ook over: Vrouwen in de popmuziek.

Het duurde slechts enkele weken voordat de sensatie rond popzangeres Lana Del Rey en haar nostalgische liedje ‘Videogames’ omsloeg in een ware heksenjacht. Boze tongen van invloedrijke bands en magazines fluisterden dat het verveelde en mysterieuze imago van de zangeres weinig meer was dan een handige marketingtruc.

Tot overmaat van ramp had ze ook gelogen over haar verleden, dat zich in een minder marginale omgeving afspeelde dan de biografie vermeldde. Een mooie aanleiding om de criteria voor de oprechtheid en authenticiteit van muzikanten onder de loep te nemen. Nuchter ingestelde geesten wezen al meer dan eens op de ontembaarheid van dit onderwerp. Het houdt de gemoederen van muziekliefhebbers echter al decennia bezig. Een eenvoudige zoekopdracht op internet naar bovengenoemde zangeres laat zien dat velen het nodig vonden hun toetsenbord in het gif te dopen en de nepheid van Lana Del Rey te laken.

Imago’s en klassen

~

Helemaal terecht is alle keiharde kritiek niet. Hoewel het bij Lana Del Rey inderdaad om een gepremediteerd imago gaat, is de rekening die ze hiervoor gepresenteerd krijgt onevenredig hoog. Iemand als David Bowie excelleert al jaren in het construeren van fictieve persoonlijkheden, en wordt over de hele linie toch gezien als ‘Echte Muzikant’. Ook de band The Strokes wordt over het algemeen gezien als oprechte band, terwijl ook zij toch heel wat welgestelder zijn dan hun zorgvuldig gecreëerde voorkomen ten tijde van hun debuut deed vermoeden. Een tegenwerping kan zijn dat het probleem bij Lana Del Rey is, dat de identiteitsfaçade niet uit haar eigen koker, maar uit die van producers met gevoel voor marketing komt. Het blijft dan echter wel wrang dat dit bij punkgrootheden The Sex Pistols nooit een probleem was, terwijl zij toch ook door producent Malcolm McLaren aangekleed en bij elkaar gezet zijn. Dat oprechtheid over afkomst en identiteit  geen adequate variabelen zijn om authenticiteit te meten, is duidelijk.

Digitaal versus analoog
Een ander veelgehoord argument waarmee echtheid bewezen schijnt te kunnen worden, gaat over de gebruikte studiotechnieken. Muziek mag niet te synthetisch klinken en niet verpest worden door al te veel productionele smeermiddelen. Daarnaast is het dan ook wel prettig als bands op analoge instrumenten spelen, en niet te veel gebruik maken van de digitale trukendoos die ze tot hun beschikking hebben. De band Queen, niet bepaald een undergroundband, had op de eerste reeks van hun studioalbums altijd trots de woorden ‘No Synthesizers!’ prijken, als bewijs van echtheid. Er is ook zeker iets voor te zeggen. Als een band of artiest live ongeveer zo klinkt zoals op de studio-opnames is dat inderdaad een teken dat de plaat tot stand is gekomen door noeste arbeid, en niet door handige programmeertrucjes.

~

De auteur Philip Auslander betoogt dat de realiteit net iets complexer is. Al sinds de opkomst van de meersporenopnametechniek decennia geleden, luisteren we in feite naar een muzikale illusie, die live nooit gereproduceerd kan worden. Ook bands die zichzelf live staande weten te houden, gebruiken op hun platen meer technische hulpmiddelen en sporen dan de beperkingen van een podium ooit toe zullen laten. Met de opkomst van serieuze elektronische muziek wordt het argument helemaal wazig. Je hoeft niet ver te zoeken om acts en dj’s te vinden die gerespecteerd worden door muziekliefhebbers, terwijl ze geen traditioneel instrument aanraken tijdens het maken van hun muziek. Door deze emancipatie van elektronische muziek wordt de scheidslijn tussen ‘geaccepteerde’ studiotechnieken en afkeurenswaardige synthetische trucjes onduidelijker dan ooit te voren. Ook het opnameproces is te ambivalent om te gebruiken als goed criterium voor authenticiteit.

Pure zelfexpressie
Het is dus te lastig om aan de hand van imago’s, afkomst en opnameprocessen te beoordelen of we een muzikant wel kunnen vertrouwen. Een oplossing lijkt voor de hand te liggen. We kijken niet naar hoe iets wordt opgenomen of gepresenteerd, maar we kijken naar de inhoud ervan. Meent de artiest wat zij of hij speelt en zingt? Als datgene wat gezegd wordt direct uit het hart lijkt te komen, dan hebben we te maken met pure zelfexpressie en dus met authenticiteit.

~

Wederom is het minder simpel dan deze oppervlakkige beschouwing impliceert. De auteur Jason Toynbee redeneert dat autobiografische zelfexpressie een ‘delusion’ is. Hij stelt dat met de vertaalslag van emoties naar tekst er sowieso een bewustwordingscomponent om de hoek komt kijken die de uiting minder puur maakt dan wanneer ze niet werd uitgesproken. Taal is slechts een representatie van een emotie en geen emotie zelf. Daarnaast, zo stelt deze auteur, is dit beginsel in wezen uiterst reactionair. Een muzikant beknot zichzelf ernstig in zijn creatieve vrijheid wanneer hij of zij slechts over zichzelf mag zingen. Als we het onderwerp diepgaander beschouwen, lijkt het inderdaad een belediging voor de empathische vermogens van muzikanten om te stellen dat ze slechts zouden kunnen zingen over gevoelens en gebeurtenissen die ze zelf hebben meegemaakt.

Subjectief oordeel
Het is dus erg lastig om tot een collectie criteria te komen waarmee op logische wijze vast te stellen is of een muzikant en de door hem of haar gemaakte muziek authentiek is. Wanneer het thema op deze intellectualistische manier beschouwd wordt, is het eenvoudig te verdwalen in het labyrint van het concept authenticiteit. De enige conclusie die steekhoudend lijkt is dat authenticiteit een slecht meetbaar fenomeen is. Omdat het net zo subjectief als een luisterervaring is, kan het predicaat ‘authentiek’ slechts op persoonlijke titel door een luisteraar per keer worden afgegeven. Voor sommigen wellicht een al te postmodern zwaktebod, maar zelfs een eenduidig oordeel over Lana Del Rey valt niet te geven. Wellicht is het tijd de verbale loopgravenoorlog over authenticiteit definitief te staken.