De weg raakt hem niet kwijt
Wie niet met de ‘verkeerde’ trap naar beneden gaat en vastloopt, of met de ‘goede’, wat verscholen trap, maar met de lift, komt uit aan het eind van de tentoonstelling Overmacht. Een expositie over de invloed van Bergen op Armando’s kunstenaarschap, die momenteel valt te zien in Kranenburgh, de culturele buitenplaats in Bergen (Noord-Holland). En loopt zo eigenlijk in het spoor van wat de ondertitel er met een tekstregel van Lucebert (uit overmacht) over diens werk aangeeft: ‘Alles ontspoort van wit naar zwart.’
Het kwaad
Maar het gedicht – dat bij die ‘verkeerde’ trap is afgedrukt – gaat verder: ‘van de weg weg maar de weg raakt hem niet kwijt.’ Zwart en wit dragen elkaar bij wijze van spreken. Dat blijft, al zijn het zwart en wit (en laten we eerlijk zijn: soms een vleugje oker) uit ouder werk meer recent vervangen door lichtere kleuren; toch raakt Waldrand uit 2016 in groen en blauw de herinnering aan Waldrand uit 1988 in zwart-wit niet zomaar kwijt. De bosrand balanceert op de grens tussen goed en kwaad, zoals de mens zelf dat ook doet. Op de één of andere manier blijft het landschap bij Armando ten diepste een schuldig landschap, een landschap dat ‘het’ (kwaad) heeft gezien en er onverschillig onder is gebleven.
Vrijheid
De twee gastcuratoren, Rob de Vries en Johan Heymans, kunnen niet om het thema ‘goed en kwaad’ in het werk van Armando heen, en dat hebben ze terecht ook niet gedaan. Tot en met een kleine uitvoering van Die Leiter, die in een grote uitvoering, als een soort baken, trots en ongenaakbaar staat bij Kamp Amersfoort.
Maar daarnaast willen de curatoren laten zien wat de invloed is van het dorp Bergen en omgeving op het werk van Armando. In 1949 ziet hij er, in het atelier van Dirk Hubers, voor het eerst kunst van Cobra-exponenten als Appel, Constant en Corneille. Hij ziet er het thema ‘vrijheid’ in. De invloed ervan wordt getoond door een serie van zeven werken in gemengde techniek uit 1954 onder de titel Le Canard.
Oud en nieuw
Zoals Armando in Le Canard geen reële voorstellingen weergeeft, maar eerder zoals hij zelf zei ‘een alomvattende ervaring van het hier-en-nu’, zo is, zoals een zaaltekst terecht opmerkt, ook zijn recentere werk niet op te vatten als beschrijvend, maar wil het eerder duidend zijn. In die zin valt op dat hij in de jaren 1956 en 1957 een serie Peintures criminelles schildert én een werk Zonder titel, waarvan de stijl en onderliggende thematiek opvallend overeen komen: monochrome kleuren, zwart en rood. Het rood staat hierbij voor de aarde én de mens, natuur en cultuur.
Over Armando’s latere werk wordt bij de tentoonstelling opgemerkt dat het uniek mag heten binnen de hedendaagse schilderkunst. Dat mag op zich zo zijn, maar dat wil niet zeggen dat Armando’s recente schilderijen geen invloed uitoefenen op andere beeldend kunstenaars. Zo valt in een andere zaal in Kranenburgh op de expositie Een dier, een nacht, een schreeuw, een mens recent werk te zien van onder meer de Bergense schilder Hans van Marwijk (geb. 1947). Duidelijk is waar hij de mosterd vandaan heeft gehaald: bij zowel de late schilderijen van de eerder genoemde Constant als de late schilderijen van Armando, zoals Seestück (2015) en Blaues Bild (idem).
De verrassing van een eerste keer hier oog in oog mee te staan, is er natuurlijk inmiddels af. Maar wat in Kranenburgh als extraatje wordt geboden, is de invloed van Bergen op Armando’s werk. Een tot nu toe onderbelicht aandachtspunt.