Snijders’ absurdistische universum is van een verfrissende pretentieloosheid
Niet dat Ronald Snijders (1975) uitblinkt in toenemende originaliteit in zijn shows, vermakelijk is het zeker wel. Met een spervuur aan taalgrappen windt hij met gemak het publiek om zijn vinger, dit keer ook muzikaal ondersteund door Erik Verwey en Bram Knol. Het geeft de derde show van absurdist Snijders een prettig Amerikaans tintje.
Wie een kijkje zou kunnen nemen in het hoofd van de Amersfoortse cabaretier, zou al snel duizelig worden van alle snelle gedachten die er rondtollen. Soms wordt hij daartoe gedwongen, zegt hij. ‘Mensen vragen mij wel eens: wie zijn toch al die mensen die al die vragen stellen?’ Want er zijn nogal wat mensen die hem vragen stellen, bijvoorbeeld wat hem bezig houdt. Of waartoe we hier op aarde zijn. Geen kleine, gemakkelijke vragen dus. Maar Snijders zou Snijders niet zijn als hij niet geheel in eigen stijl de antwoorden geeft. Dat betekent: vrolijk, zonder dat het echt de diepte in gaat. Dat is tegelijk de kracht en zwakte van Ronald Snijders: wanneer hij de meligheid zou kunnen laten voor wat het is en een stukje diepte zou kunnen toevoegen, neemt zijn absurdisme toch altijd weer de overhand. Het zou leuk zijn als hij zichzelf toestaat een keer iets wezenlijks te zeggen, zonder dat het ten koste gaat van zijn lichtzinnigheid.
Niks is logisch
Net als zijn eerdere programma’s is Welke show (‘ik moest nu eenmaal een titel opgeven’) een geheel aan losse sketches, met onder meer een krakende rondgang langs de radiozenders, maar ook liedjes. Die liedjes hebben vaak een melodie die doet denken aan Frank Sinatra, met Snijders’ stem als ongepolijste versie van Herman van Veen. Ondertussen is er nog wat gedoe met een microfoon, die constant de verkeerde klemtonen uitstoot of een pianokruk omver trekt. Niks is logisch in Welke show, dat overigens wel een pauze heeft. Functioneel? Nauwelijks. Het tweede gedeelte is namelijk minder dan het eerste, waaronder een sketch over miscommunicatie tussen een zekere Tessa en Ingmar. Ook wanneer Snijders zijn boek De alfabetweter er weer bij pakt, is dat een kunstje dat niet elke show terug hoeft te komen.
Vreemde eend
Wel sterk is het stuk over een alternatief alfabet en over de ondergang van de klavecimbelspeler in het Amsterdamse openbaar vervoer. Tussendoor heeft hij talloze flauwe, maar goed getimede woordgrappen die te leuk zijn om er niet om te lachen. Kwalitatief niet altijd even sterk, maar Snijders komt er mee weg door zijn sympathieke uitstraling. Zijn cabaret is weliswaar geïnspireerd door Toon Hermans, maar op dit moment is hij onvergelijkbaar. Dat maakt Snijders tot een prettige vreemde eend in de bijt. Bovendien laat hij met zijn gevoelige slotlied op de valreep zien wat hij nog meer in zijn mars heeft. Meer van dat graag.