Kathedraal van de verbeelding
Marinus Boezem (1934) benadrukt in zijn tentoonstelling in de Amsterdamse Oude Kerk de verticaliteit van het gotische gebouw. Zó zelfs, dat een gordijn dat de ruimte rechts naast het koor in eerste instantie ‘gewoon’ in tweeën verdeelde, uiteindelijk een verticale uitvoering kreeg. In Labyrinth valt het gordijn nu vanuit de nok van de kerk verticaal naar beneden.
Het effect is wezenlijk anders. Zoals in renaissanceschilderijen gordijnen op de achtergrond een fictieve ruimte in tweeën verdelen, zo camoufleert het gordijn in Labyrinth één van de dikste zuilen in de kerk. De achterliggende vraag die de oude schilderijen opwierp (waar bevindt de beschouwer zich: binnen of buiten?) werd in de eerste opzet vervangen door: waar bevindt de bezoeker zich: voor of achter het gordijn, en in de uiteindelijke uitvoering door de vraag: waar bevindt de zuil, drager van de Westerse cultuur, zich? Zo is de architectuur, de verbeelding van de kerk, centraal komen te staan.
Verlangen om op te stijgen
De gotiek is in de visie van Boezem, volgens curator Lorenzo Benedetti in de tentoonstellingskrant, ‘met de kathedraal als letterlijk hoogtepunt, een metafoor voor de hang van de mens naar het transcendente: het verlangen om op de stijgen en al het aardse achter zich te laten.’ Dat de kunstenaar altijd al wat heeft gehad met gotische bouwkunst, weten we. Met als bekendste werk, wat in de volksmond ‘de Groene Kathedraal’ is gaan heten, de 178 Italiaanse populieren in de Noordoostpolder bij Almere, die samen de vorm van een kathedraal hebben.
‘Boodschap’
In de tentoonstelling valt de aandacht voor het verticale en het transcendente samen in het centrale werk: Into the air. Twee bezoekers tegelijk kunnen in een bouwlift, onder begeleiding van een liftboy, opstijgen naar zo’n vijftien meter hoogte. De lift staat in de viering van de kerk, de vierkante ruimte tussen schip en transept. Boven aangekomen, zien zij een boodschap van de kunstenaar, aangebracht op een ronde spiegel. De plaats van deze boodschap is dezelfde als waar in de gotiek in een rooms-katholieke kerk vaak een kruis hing, afgedaald uit de hemel als het ware.
Diezelfde dubbelheid – omhoog streven én afdalen – treffen we aan in de Meteorieten, gebroken spiegels die op verschillende plaatsen in de kerk liggen. Ze weerspiegelen niet alleen het gewelf, maar geven in hun fragmentatie ook uitdrukking aan de in verschillende fases opgebouwde kerk of misschien zelfs aan de gebrokenheid van de wereld. Op sommige plaatsen lijkt het of een stuk spiegel zich omhoog werkt, de ruimte in, als een stuk kruiend ijs.
Verdubbeling
Zoals de spiegels de illusie scheppen van een verdubbeling van de ruimte, zo doen de vrouwen uit de buurt, die in de Sebastiaanskapel de plattegrond van de kerk zitten te borduren op een laken, dat ook: in kruissteken wordt de kerk als het ware opnieuw opgebouwd. Met dit kunstwerk in kruissteken, Gothic gestures, worden de lakens die Boezem in 1969 uit de ramen van het Stedelijk Museum in Amsterdam liet wapperen, getransformeerd.
Het is niet het enige kunstwerk op de tentoonstelling dat een transformatie is van eerder werk of daarop teruggaat. Ook Windschaal grijpt terug naar een stencil met de weerkaart van 26 september 1968, dat in hetzelfde jaar in Op Losse Schroeven in het Stedelijk viel te zien. Nu wordt de windschaal geprojecteerd op de muur van het Heilig Graf in de Oude Kerk.
Nieuw, speciaal voor deze expositie in de Oude Kerk gemaakt, of vernieuwd – het zijn allebei uitingen van de vitaliteit van de inmiddels 82-jarige kunstenaar die aan de wieg heeft gestaan van de conceptuele kunst in Nederland. Eén kanttekening slechts: het is jammer dat Transformation, het geluid van de ruisende populieren van de eerder genoemde Groene Kathedraal, als achtergrond weerklinkt. Daarmee balanceert het ten onrechte op de grens van kitsch. Een kapel er apart voor inrichten, zou er meer recht aan hebben gedaan.