Boeken / Non-fictie

Theologisch dynamiet

recensie: Karl Barth (vert. Mark Wildschut) - De brief aan de Romeinen

Veel theologie wordt er op 8weekly niet besproken, maar een invloedrijk en karakteristiek werk als Barths commentaar op Paulus’ brief aan de Romeinen verdient een uitzondering.

Geïnspireerd door radicale, protestantse voorgangers als Maarten Luther en Søren Kierkegaard zette theoloog Karl Barth met zijn interpretatie van Paulus’ brief aan de eerste christelijke gemeente te Rome de Duitse theologie in het interbellum op z’n kop.

Met de vertaling van De brief aan de Romeinen is één van de meest indrukwekkende theologische werken uit de twintigste eeuw in Nederlandse vertaling beschikbaar. Zelfs wanneer je niet geïnteresseerd bent in theologie is dit boek het lezen waard omdat het een impressie biedt van de geestelijk gesteldheid van een deel van de Duitse intellectuelen in het interbellum. Het biedt de ervaring van de retorische kracht van een protestants christendom dat door de rampzaligheden van WO I niet langer gelooft in het monsterverbond tussen Westerse cultuur en christendom – waar voordien de liberale theologie nog al z’n hoop op vestigde.

Kierkegaard

Het uitgangspunt van Barths theologie is het ‘oneindig kwalitatieve verschil’ tussen God en mens. Dit betekent dat God zó anders is dan de mens, dat geen mens ooit God kan begrijpen of kan omvatten in zijn eigen, eindige projecten. Deze ondoorgrondelijkheid van God is voor de mens van de Verlichting, die zijn religie in lijn met Kants Religion innerhalb der blossen Vernunft alleen binnen de grenzen van de rede duldt, een bron van ergernis. Iedereen die een beetje vertrouwd is met het werk van Kierkegaard herkent in de begrippen die Barth gebruikt de invloed van deze wijsgeer, maar toch is er ook een belangrijk verschil.

~

Al onderstreept Barth voortdurend de ondoorgrondelijkheid van God, voor de (gelovige) theoloog lijkt deze ondoorgrondelijkheid dankzij de openbaring niet op te gaan. De theoloog weet veel, zo niet alles, over de dialectische heilseconomie van oordeel en verlossing, die gekarakteriseerd wordt door z’n eigen systematische redelijkheid en z’n eigen aanspraak op waarheid. Dit roept de vraag op of de existentiële keus van de mens tussen ergernis en geloof, die voor Kierkegaard het hart van zijn denken betrof, wel op een eigenlijke manier aan de orde wordt gesteld, en of ze niet altijd al vanuit het perspectief van de gelovige – en dus na de keus in plaats van ervoor – behandeld wordt. Anders gezegd, wanneer de existentiële onbeslisbaarheid – zoals die tussen geloof en ergernis – gedacht moet worden, kan dit niet vanuit een perspectief waarin de beslissing al gevallen is, maar alleen vanuit het moment van de beslissing zelf. Kierkegaards Vrees en beven is van dit laatste in uitmuntende zin een voorbeeld.

Radicaal

Barths boek maakt een diepe indruk en vraagt om een heftige respons door de radicale toon. Ook de hedendaagse lezer kan iets proeven van de ergernis en het gejuich waarmee dit boek ontvangen moet zijn in een tijd waar de theologie naar een alternatief snakte.

Voor degene die zich aan een serieuze studie van Barths commentaar wil wagen is de vertaling een zeer geschikt vertrekpunt. Het boek begint met een zeer heldere introductie van Barth-deskundige Van der Kooi en achterin kan de lezer een erudiet en ook voor de academicus zeer behulpzaam notenapparaat vinden. Bovendien is het werk prachtig vormgegeven. Kortom, een uitgave die recht doet aan dit belangrijke boek.