Boeken / Non-fictie

Existentiële anekdotes

recensie: Irvin D. Yalom (vert. Miebeth van Horn) - Eendagsvlinders

In Eendagsvlinders neemt de beroemde psychiater Irvin Yalom de lezer mee naar de onvoorspelbare en verrassende wereld van de psychotherapiekamer. Met de filosoof Marcus Aurelius in het achterhoofd behandelt Yalom existentiële thema’s als de dood en gemiste kansen.

Om de term ‘existentieel’ eerst maar even uit te leggen: dit zijn de dieperliggende thema’s in ons leven. De existentiële psychologie, waar Yalom een belangrijke uitdrager van is, onderscheidt vier thema’s, te weten: doodsangst, vrijheid en verantwoordelijkheid, zingeving en eenzaamheid. Al onze psychische blokkades zijn tot een van deze vier te herleiden. De existentiële psychologie kent, evenals de gestalttherapie, de notie van creatieve aanpassing. De tien anekdotes in Eendagsvlinders bevatten keer op keer prachtige voorbeelden van creatieve aanpassing. Yalom, die al vijftig jaar in het therapievak zit, blijft zich verbazen over deze menselijke, al te menselijke kracht.

Kritiek
Daarmee uit hij direct zijn kritiek op de steeds technischer wordende psychotherapie, mede door de  invloed van zorgverzekeraars en de macht van de DSM-V, het diagnostische hoofdwerk van de psycholoog en psychiater. Yalom gelooft niet in die categorisering en versimpeling van het eindeloos creatieve waartoe de mens in staat is. Sterker nog, uit onderzoek blijkt keer op keer dat de therapeutische relatie de belangrijkste factor in een effectieve therapie is. Waarom dan die focus op kortdurende therapieën? In dit boek toont Yalom overtuigend de waarde van de therapeutische relatie, die eigen is aan de existentiële benadering, in therapie. En dat levert ontroerende verhalen op, juist doordat existentiële therapeuten inzoomen op dat al te menselijke gedrag. Daar zijn geen ingewikkelde theorieën voor nodig, ze hoeven slechts op een steunende manier aanwezig te zijn. Dat is tegelijkertijd de lastigste van alle ’technieken’ in de psychotherapie.

Zelfhulp
Het is aardig te lezen dat zelfs een doorgewinterde rot in het vak nog dagelijks geconfronteerd wordt met de onvoorspelbaarheid en eindeloze creativiteit van de menselijke geest, en daar ook mee worstelt. Elke situatie vraagt om haar eigen diagnose en therapie. Doordat de verhalen dicht op de huid geschreven zijn – het is alsof je als stagiair aanwezig bent bij de kunst van het vak – is het alsof je getuige bent van de worsteling die een ander doormaakt. Hiermee krijgt dit boekje een soort zelfhulpinsteek. De problemen waarmee de mensen worstelen zijn niet alleen uniek, maar tegelijkertijd ook universeel. Juist daar waar een snaar bij je geraakt wordt, voel je de interne motivatie om in beweging te komen. Daarom werken zelfhulpboeken zelden en dit boekje waarschijnlijk veel beter.

De tien hoofdstukken die dit boek rijk is richten zich zowel op therapeuten, als op een breder publiek. Een soort emancipatie van de psychologie, een taboedoorbrekend verslag, waar direct in het diepe gedoken wordt, door thema’s als de dood en spijt, vervulling en dankbaarheid in de schijnwerpers te zetten. Het merendeel van de beschreven cliënten kwam maar een of enkele keren, de meesten waren al oud. Het kan voor jongere mensen troostend zijn om de gerijpte gedachten en handelingen van de ouderen tot je te nemen: het plaatst je geworstel in perspectief.

In Tegen de zon inkijken sprak Yalom over het achterlaten van rimpelingen. Hij is reeds een oud man van in de tachtig. Eendagsvlinders is zijn rimpeling aan de nieuwe generaties therapeuten en cliënten, komende van de fontein van de eeuwige jeugd.