Boeken / Fictie

Inhoudsloos pakje papier

recensie: Erick Overveen - Maansverduistering

Eind 2003 verscheen Maansverduistering van radiomaker Erick Overveen, een roman over een wannabe-diskjockey die ‘de laatste deejay’ wil worden. In zijn ogen is radio ten prooi gevallen aan commercie en aan zielloze platencomputers: de echte ‘platenruiter’ is bijna uitgestorven. Het boek veroorzaakte een kortstondige rel in radioland vanwege het pamflettistische karakter, en her en der heet het nu een cultboek. Maar dat is een schromelijk overdreven betiteling voor een vrij inhoudsloos pakje papier.

Maansverduistering is het verhaal van David, die denkt dat hij een hippe deejay is die het helemaal gaat maken in Amsterdam. Hij gaat in de zomer van 1992 op kamers in Amsterdam en daar begint een rommelig verhaal over het meisje India dat zijn muze moet zijn. Het is liefde op het eerste gezicht, maar alleen van zijn kant, want India ziet hem niet staan. Wanneer hij haar dagboek in zijn bezit krijgt en leest over Jericho, een underground-deejay die vanuit verlaten metrotunnels een zender beheert, trekt hij de stoute schoenen aan: als hij deejay wil worden moet hij toch ergens beginnen.

Brij

~

Literair gezien stelt Maansverduistering helemaal niets voor. Pamflettistisch in de zin dat het boek protesteert tegen de formattering van de radio is ook een overdreven typering, want hoewel David een paar keer herhaalt dat deejays vrij moeten kunnen zijn, verdrinkt die stelling in een plotloze brij van ongefundeerde en halfbakken karakterontwikkelingen die een paar pagina’s later weer vergeten lijken te zijn, waarna de hele ontwikkeling ergens anders opnieuw begint en opnieuw strandt in hulpeloze omschrijvingen die geen seconde overtuigen.

David de deejay heeft talent, vindt hij. Maar niemand ziet dat. Het wrange is nu dat de lezer dat ook niet ziet. Hoeveel superlatieven David zichzelf ook opplakt, hij blijft een kneus die nergens in slaagt. Hij kan de lezer er niet van overtuigen dat hij werkelijk een talentvolle deejay is. Dat komt mede doordat dit een boek is dat alleen toegankelijk is voor mensen die niet weinig van popmuziek weten. Die een hele popencyclopedie uit hun hoofd kennen en daar bijzonder trots op zijn. Kijk maar:

Ik cuede Living Colours Love rears it’s ugly head, dat ik vervolgde met The Happy Mondays en het swingende Step on you en sloot het drieluik af met Eton Crops Noisy Town, dat in de laatste minuut jammer genoeg bleef hangen. Dankzij Stenders maakte ik een zware progressie door en ontwikkelde ik me steeds verder naar de kant van de rock-‘n-roll en obscure jazz.

Stel je voor dat je geen van de genoemde nummers kent. Wat blijft er dan nog over? Overveen laat het zijn alter ego David zelf zeggen:

Maar ik wist ook dat er maar heel weinig mensen waren die iets van muziek begrepen. Dat muziek iets is wat je niet ‘hoort’, maar wat je ‘voelt’. En dat er over schrijven meestal tot banale, pretentieuze literatuur leidt.

David slaat de spijker op zijn kop. Want banaal en pretentieus is Maansverduistering zeker. Geweldig grote woorden moeten omschrijven welk een geweldig grote verandering David doormaakt, maar zijn taalgebruik lijkt op het egocentrische geneuzel van een gedrogeerde hippie: een ‘zware progressie doormaken’ en je ‘naar een kant ontwikkelen’ klinkt meer als uitgekauwde zelfhulp dan als een trefzekere en goed gevonden omschrijving. Zelfs woordjes als ‘echt’ en ‘heel’ schuwt Overveen niet: de zwakste woorden die er zijn om iets overtuigend te maken: ‘Heel beklemmend’.

Het lijkt erop dat Maansverduistering geen enkele redactie heeft gehad, want zodra je het boek open doet vallen de taalfouten eruit. Het wordt bijna vermakelijk wanneer je ‘schrijdde’ tegenkomt, een ‘grill van de beurs’, ‘bezitte’ en ‘God mocht verhoeden wat’ (hij bedoelt: Joost mocht weten wat). Zelfs songtitels en namen van regisseurs (‘Quintin Tarantino’) zijn niet veilig.

Zogenaamd pittig

Maansverduistering is een brij, een soep waarin je talloze vieze en lelijke zinnen tegenkomt. Gekruid is het boek wel, met enkele passages waarin harde porno bedreven wordt en wat zogenaamd pittige opmerkingen over Hitler, homo’s, aids en meer van dat soort controversiële onderwerpen, maar de specerijen hebben hun kracht tijdens het koken reeds lang verloren. Wat overblijft is een reeks gebeurtenissen waartussen het enige verband is dat ze na elkaar op de bladzijden staan.

Het boek schijnt een cultstatus te hebben. Dat kan, zoals ook sommige slechte artiesten dankzij een select gezelschap aan ‘liefhebbers’ op cynische successen kunnen rekenen. Als je met een vork op tafel trommelt maak je al muziek. Voor het schrijven van een boek zul je echter wat meer kwaliteiten in huis moeten hebben.