Boeken / Non-fictie

Worden die oudjes niet een beetje te duur?

recensie: Carl-Henning Wijkmark - De moderne dood

Wordt het niet eens tijd dat ouderen rond hun zeventigste de eer aan zichzelf houden en gewoon van de aardbodem verdwijnen? Wat een geld zou dat niet schelen. Over deze heikele kwestie gaat de satire De moderne dood van de Zweedse schrijver Carl-Henning Wijkmark. De auteur mag er dan teveel ideeën in hebben gepropt, het is wel een boekje dat je aan het denken zet.

Een Zweedse regeringscommissie lanceert op een besloten symposium het plan om ouderen ervan te overtuigen dat het met zeventig of vijfenzeventig jaar wel welletjes is, ofwel: dat hun ‘levenstaak’ er opzit. Wat een ouderenzorg zou dat niet uitsparen, geld dat ook gebruikt zou kunnen worden om eenvoudige infectieziekten te bestrijden, die de samenleving enorme sommen geld kosten in de vorm van het verlies van mankracht.

Karl Briullov, 'Last day of Pompeii'
Karl Briullov, ‘Last day of Pompeii’

Ouderen moeten ervan doordrongen worden dat ze er beter uit kunnen stappen als ze de maatschappij tot last worden. Op die manier kunnen ze de samenleving bedanken voor wat die allemaal voor hen heeft gedaan. Vergelijk het maar met het in slaap vallen na een lange werkdag. En het is voor de ouderen zelf ook veel beter, want zo ontsnappen ze immers op tijd aan de vereenzaming en de bitterheid van de oude dag. En bedenk eens wat je allemaal kunt doen met zo’n mensenlichaam! Niks begraven of cremeren, maar recyclen! Al die stoffen, die nu uit slachtdieren worden gewonnen, zoals insuline en adrenaline, daar kun je toch beter een mensenlichaam voor gebruiken..?

Hilarisch


Tot zover deze satire op een samenleving in de toekomst, waarin ouderen de maatschappij bedanken door op tijd uit het leven te stappen. Zoals het een satire betaamt, is het hier en daar wat overtrokken en hilarisch, maar het laat wel zien wat er kan gebeuren als we door geldgebrek genoodzaakt worden om te bepalen welke mens van waarde is en welke mens niet. Want geselecteerd wordt er nu al, betoogt de auteur. Er zijn al ziekenhuizen waar hartpatiënten boven de vijfenzestig niet de volledige behandeling krijgen. En dat er in Zweden maar dialyseapparatuur is voor tien procent van de nierpatiënten, is niet alleen omdat die apparatuur zo duur is, maar omdat nierpatiënten zelden weer arbeidsgeschikt worden, zo laat hij een deelnemer aan het bovengenoemd symposium zonder een spoortje van cynisme zeggen.

De moderne dood biedt dus genoeg stof tot nadenken. Wijkmark slaagt er aardig in om de argumenten voor en tegen verplichte euthanasie naar voren te brengen, door achtereenvolgens in de huid te kruipen van een topambtenaar en een medewerker van een instituut voor medische ethiek, die allebei voor zijn, en een kritische schrijver, die fel tegen is. Dat levert enkele filosofische beschouwingen op, die een hoge graad van concentratie vergen. In die zin is het dus geen boek dat makkelijk wegleest. Nu is het op zich niet erg dat je je kersenpit er goed bij moet houden – voor de verstrooiing lezen wij wel andere boekjes – maar lastiger is dat de auteur er zoveel bijsleept, dat je op het laatst naar adem begint te snakken. Dit is geen ideeën’roman’ meer, dit is een ideeënbombardement.

Draad kwijt

De oude Grieken en Rousseau, Luther en de nazi’s, het Russell-tribunaal en de Uppsala-traditie, het is duidelijk dat de auteur niet van de straat is, maar hij maakt er zo’n filosofisch hutspotje van dat ik de draad al snel kwijtraakte. Ik denk dat zijn boodschap méér impact zou hebben gehad als hij hem wat beter had verpakt. Niet dat je er altijd een spannende thriller van moet maken, zoals Dan Brown of Michael Crighton dat doen, maar je hoeft je lezer ook niet meteen suf te beuken.

Het boekje, dat slechts negentig pagina’s telt, laat zich vooral lezen als een kritiek op de Zweedse maatschappij, die toch al te boek staat als een sombere, calvinistische natie, waar de staat alles lijkt te willen verbieden dat genot verschaft, zoals drank, tabak en drugs. Maar meer nog dan een waarschuwing voor al te driest overheidsingrijpen, lijkt de auteur ons aan te sporen om zoveel mogelijk uit het leven te halen, zoals de bewoners van Pompei dat tweeduizend jaar geleden deden. Niet voor niets beeldden zij de dood af als een geraamte met een wijnkroes in zijn hand. “Zo’n goedmoedige dood, die ons aanspoort om van het leven te genieten en met het glas in de hand te sterven,” zo laat hij een van de deelnemers aan het symposium zeggen. Tweeduizend jaar geleden werden de mensen weliswaar niet ouder dan veertig jaar, maar ze hadden wel meer lol dan de moderne Zweden met hun “warenhuizen en daaromheen, verspreid in de modder, blokken om in te slapen en tv te kijken.”