Boeken / Fictie

Rationele romantiek

recensie: Anneke Brassinga - Ontij

Het stormt op het voorplat van Anneke Brassinga’s nieuwe bundel. Stug koerst er een stoomschip door de slagregens en de woeste golven. De titel Ontij is zowel in kapitale blokletters als cursief gedrukt. Het tweeledige beeld van het machinale schip en de hoge zee, en de dubbele typografie zijn tekenend voor Brassinga’s poëzie.

Ontij is zowel in kapitale blokletters als cursief gedrukt. Het tweeledige beeld van het machinale schip en de hoge zee, en de dubbele typografie zijn tekenend voor Brassinga’s poëzie.

Dit tweeledige beeld blijkt bijvoorbeeld uit het binnenwerk. De bundel bestaat uit 42 gedichten en één pentekening die gerelateerd is aan een van de gedichten. Ze zijn verdeeld over verschillende reeksen en afdelingen, en zijn in twee soorten poëzie in te delen: autonome verzen die volledig van eigen makelij zijn en gedichten die gedeeltelijk van anderen zijn; in Ontij staan ook collages en vertalingen.

Merlinisme & Romantiek
Brassinga’s klankrijke autonome poëzie, die het grootste gedeelte van de bundel in beslag neemt, balanceert op het snijvlak van Merlinisme en Romantiek. Dit wil in haar geval zoveel wil zeggen dat ze haar rationele, construerende, soms Kouwenaarachtige aanpak verenigt met de overweldigende ervaring van de natuur, gevoelens en het onbewuste.

Iets dergelijks speelt bij de zes collagegedichten uit de aan L.Th. Lehmann opgedragen reeks ‘Collagehommage’ die zijn samengesteld uit regels van Lehmann en haarzelf. Hierin zijn hun verschillende stijlen terug te zien die als schip en zee met elkaar spelen: Lehmann met metrische eenduidige regels, Brassinga met complexere versregels.

~

Uitersten
Met name in haar autonome poëzie schroomt Brassinga niet om uitersten te combineren. Liederlijke frasen als ‘Waterroos en zonnedauw zullen zodra / het schiere mij opneemt, mislukte levensbewegingen / alsnog volvoeren, sierlijk, gerust’ gaan schouder aan schouder met soepele zinnen als ‘ik was / de gewoonste zaak van de wereld’. Inversies, zinnen waarvan de logische woordvolgorde is omgedraaid, zoals: ‘kon ik / het krijtwit kind hem sturen’ vind je samen met alledaagse zinsstructuren. Veelvoorkomende archaïsmen en gewichtige woorden zoals ‘verfoeisel’ en ‘onbeschroomden’ worden regelmatig gepaard aan frisse, grappige woorden als ‘suizendse’ en ‘margarinegatenkaas’. Bestaande, soms sleetse uitdrukkingen zoals ‘Joost mag het weten’, kom je in hetzelfde gedicht tegen als waarin Brassinga schrijft dat de ‘ik’ de ‘zonneschijn aan duizend splinters’ trapt, wat toch wel voor origineel mag doorgaan.

Ondanks het schommelende karakter van haar gedichten, heeft Brassinga wel de neiging gedichten af te ronden met conclusies en uitsmijters in plaats van ze open te laten. Dat maakt soms dat haar poëzie wat geconstrueerd overkomt. Uit die wijze van afronden, spreekt een poëtica: de idee dat een gedicht een gesloten eenheid is in plaats van een voor de interpretatie oneindig open domein. Wie eenmaal de kern van een van haar gedichten heeft gevat, heeft haar betekenis. Er hoeft niet verder te worden gezocht.

Humor
De humor in Ontij lijkt dat eveneens te suggereren: zoek niet verder, neem het niet zo serieus. Kijkend naar de titels van de verschillende afdelingen bijvoorbeeld komt ‘Hommagecollage’ een beetje gemakzuchtig over, alsof de gedichten de verdienste zijn geweest van hobbyistisch knip- en plakwerk. Iets dergelijks geldt voor ‘Germanismen’, de kop van de vier verdienstelijk uit het Duits vertaalde gedichten van Hilde Domin en Ingeborg Bachmann die als derde dichtsoort de bundel afsluiten. Hun gedichten zijn geen grappen, de vertalingen evenmin. Ze zijn steengoed. Waarom ze met zo’n titel relativeren?

Brassinga’s gedichten in Ontij zijn beeld- en klankrijk. Maar veel meer dan in IJsgang, haar vorige bundel, lijkt Brassinga zich te verliezen in woelige, dichterlijke constructies. De plechtstatige archaïsmen en inversies springen dermate in het oog dat ze afleiden van de gedichten in hun totaliteit. Er ontbreekt daardoor een levendigheid die veel hedendaagse poëzie juist zo fris en ongrijpbaar maakt. Je kunt je afvragen of de dichteres niet gebaat is bij een paar afleveringen van ‘Oh Oh Cherso’ om van die geconstrueerdheid weer een beetje los te komen.