Šindelka’s ongrijpbare roman
Met Anna in kaart gebracht is de Tsjechische Marek Šindelka (1984) internationaal doorgebroken. Deze roman-in-verhalen is bij vlagen origineel en briljant, maar vaak ook ongrijpbaar.
Šindelka, een ‘supertalent’ volgens Das Mag (de metaforische ‘it-girl’ onder de uitgeverijen), lijkt in Anna in kaart gebracht uit te zijn op een gevoel van desoriëntatie. In het eerste hoofdstuk, dat ‘De show gaat beginnen’ heet, volgen we een man die op het punt staat een toneel te betreden. De eerste zin is ‘Het begon heel lichamelijk’ en wat volgt is elf pagina’s monologue intérieur. Daarna, ‘De schelp’, verschuift het perspectief naar Sylvie. Is Anna in kaart gebracht wel een roman? Is ‘De schelp’ een hoofdstuk? Of een verhalenbundel, en is het een van de verhalen?
Dat soort genre-duidende vragen zijn doorgaans niet zo interessant, maar Šindelka maakt ze interessant. Je zou kunnen zeggen dat Anna in kaart gebracht voor een traditionele roman te los in elkaar zit, en voor een verhalenbundel te strak gecomponeerd is. Šindelka breidt de spanning die zo ontstaat goed uit. Wanneer volgt de ontknoping? Zijn er aanwijzingen hoe dit boek in elkaar steekt? Desoriëntatie.
Claustrofobisch
Om kort te gaan: ja, er zijn aanwijzingen. Šindelka heeft zijn roman – ja, hier kies ik voor – slim opgebouwd. Zinnen die in eerste instantie weinig lijken te betekenen, komen later terug. Die openingszin, ‘Het begon heel lichamelijk’ is er zo een. Deze keert terug in het hoofdstuk ‘Anna in kaart gebracht’, waarin Anna aan de hand van haar lichaam wordt beschreven. Het verhaal is geschreven in de stijl van een A-Z: Botten. Lippen. Linkermondhoek (‘Je komst op deze wereld was een ramp’). Het begon lichamelijk, maar langzaam wordt het lichaam geschiedenis. Het vertoont tekens van tijd en ruimte.
Het desoriënterende keert ook terug, vaak in ruimtelijke zin. Duisternis, bijvoorbeeld. Kleine, krappe ruimtes. Anna in kaart gebracht krijgt er iets claustrofobisch van. Personages lijken af en toe zelf ook moeite te hebben met de ruimte bevatten. Zo beschrijft Sylvie walvissen als ‘beesten zo groot als een huis’. Alsof het onvoorstelbaar grote slechts begrepen kan worden middels huiselijke metaforen.
Functioneel
Het is moeilijk grip te krijgen op de wereld die Šindelka in Anna in kaart gebracht oproept: enerzijds lijkt hij deze geheel dichtgetimmerd, afgesloten te hebben, anderzijds blijft veel onduidelijk. Daardoor wordt de roman zo claustrofobisch. Deels past dat bij deze roman, bij zijn thematiek – deels is deze verwarring dus functioneel. Soms wil je echter meer dan een roman die telkens uit je handen glipt.