Tag Archief van: Paulien Cornelisse

Boeken / Non-fictie

Japan voor beginners

recensie: Paulien Cornelisse – Japan in honderd kleine stukjes

Dat Paulien Cornelisse een Japanliefhebber is, weten we sinds haar VPRO-serie Tokidoki, waarin ze op reis gaat naar het land. Nu heeft ze er ook een boek over geschreven: Japan in honderd kleine stukjes (2020).

Paulien Cornelisse is bekend als cabaretier en schrijver van de bestsellers Taal is zeg maar echt mijn ding (2011), En dan nog iets (2012) en het recente Taal voor de leuk (2019). Haar nieuwste boek Japan in honderd kleine stukjes is precies wat de titel belooft: honderd kleine observaties, aantekeningen, columns en verwonderingen over Japan.

Groot schaap

Cornelisse vertelt in het boek over de Japanse cultuur, de geschiedenis, de gebruiken en de natuur. Natuurlijk schrijft ze ook over de taal, want dat is haar ding. Ze vertelt over haar pogingen om de Japanse taal te leren, over de geschiedenis van het schrift en de betekenis van de woorden. Dat levert soms geinige ontdekkingen op:

De kanji voor ‘mooi’ schrijf je door de kanji ‘schaap’ boven op de kanji ‘groot’ te zetten. Blijkbaar vonden de Chinezen van vijfduizend jaar geleden dat een groot schaap het toppunt van schoonheid was.

Er zitten ook persoonlijkere stukjes in over het ontstaan van haar fascinatie voor het land. Het begon, zo vertelt ze, met kleine potloodjes waarop de Japanse figuren Bobby en Kate stonden afgebeeld, figuurtjes vergelijkbaar met Hello Kitty. Ook beschrijft ze de periode dat ze als uitwisselingsstudent in Japan verbleef en zich moest oriënteren in een landschap waarin de kerk niet het centrum aangeeft, een mooi voorbeeld van hoe wij Europeanen onze weg weten te vinden. Het zijn mooie anekdotes, maar nergens wordt het echt persoonlijk, ze houdt de lezer op een veilige afstand.

Westerse blik

Die afstand voel je door het hele boek. In haar beschrijving van het land lijkt ze te willen voorkomen dat ze een te westerse, postkoloniale blik gebruikt. Door haar schrijfstijl komen haar observaties neutraal over. Maar observaties zijn zelden neutraal, en eigenlijk verplaatst ze hiermee het oordeel naar de lezer. Cornelisse zal niet zeggen ‘ha wat een mal land’, maar als lezer kun je dat wel denken.

Een betere manier om het westerse perspectief te vermijden, is de omkering van het perspectief, wat ze ook slim toepast in bepaalde stukjes. Een voorbeeld dat ze gebruikt, is dat Japanners in onze oren de r slecht kunnen uitspreken, maar omgekeerd kunnen wij de Japanse klank l/r niet goed zeggen. Ze legt ook uit dat de Engelse woorden ‘lighter’ en ‘writer’ hetzelfde worden geschreven in het Japans. Dan snap je gelijk waar de uitspraakproblemen vandaan komen.

Origami kraanvogel

In haar voorwoord zegt Cornelisse vooral niet te willen duiden. Ze vergelijkt het met een origami kraanvogel, als je die helemaal openvouwt dan houd je alleen een stukje papier over. Hier en daar komt haar eigen interpretatie toch naar boven, bijvoorbeeld wanneer ze ontdekt dat vrouwen maar op een manier kunnen worden aangesproken en mannen op meerdere manieren:

Niet om nou alles van betekenis te voorzien, mahaar… het is toch opvallend dat alleen mannen in de taal de mogelijkheid hebben om uit te wijken naar informaliteit.

Verder zie je ook haar perspectief terug in haar keuze voor de onderwerpen, in de dingen die haar opvallen. Ze legt bijvoorbeeld uit waaruit het Japanse woord ‘huwelijk’ is opgebouwd (iets met een vrouw en een kooi) en beschrijft dat een derde van de Japanse vrouwen stopt met werken nadat ze getrouwd zijn. Ze legt er geen waardeoordeel in, maar merkt daarna wel op dat Japan nooit een feministische golf heeft meegemaakt. Het is duidelijk geen boek geworden dat alleen over theedrinken en origami vouwen gaat – om even twee Japanse clichés te noemen – maar Cornelisse beschrijft zaken in de Japanse cultuur die haar vanuit haar westerse blik opvallen, en doet dit op een respectvolle manier. Zo verschuif je als lezer steeds van eventuele vooroordelen naar meer begrip voor het land, zonder dat Cornelisse daar heel nadrukkelijk in stuurt.

Japanliefhebber

Cornelisse stipt in haar boek veel aan en gaat af en toe de diepte in. Door deze opzet ontdek je hoeveel er te leren valt over Japan. Het maakt nieuwsgierig en het boek is hierdoor een soort Japan voor beginners. Wil je toch meer lezen over bepaalde onderwerpen, dan kun je terecht bij de leestips die ze geeft in haar nawoord. Japan in honderd kleine stukjes is al met al een heerlijke bundel waar je veel van opsteekt. Je kunt er zomaar een Japanliefhebber van worden.

Boeken / Non-fictie

Japan voor beginners

recensie: Paulien Cornelisse – Japan in honderd kleine stukjes

Dat Paulien Cornelisse een Japanliefhebber is, weten we sinds haar VPRO-serie Tokidoki, waarin ze op reis gaat naar het land. Nu heeft ze er ook een boek over geschreven: Japan in honderd kleine stukjes (2020).

Paulien Cornelisse is bekend als cabaretier en schrijver van de bestsellers Taal is zeg maar echt mijn ding (2011), En dan nog iets (2012) en het recente Taal voor de leuk (2019). Haar nieuwste boek Japan in honderd kleine stukjes is precies wat de titel belooft: honderd kleine observaties, aantekeningen, columns en verwonderingen over Japan.

Groot schaap

Cornelisse vertelt in het boek over de Japanse cultuur, de geschiedenis, de gebruiken en de natuur. Natuurlijk schrijft ze ook over de taal, want dat is haar ding. Ze vertelt over haar pogingen om de Japanse taal te leren, over de geschiedenis van het schrift en de betekenis van de woorden. Dat levert soms geinige ontdekkingen op:

De kanji voor ‘mooi’ schrijf je door de kanji ‘schaap’ boven op de kanji ‘groot’ te zetten. Blijkbaar vonden de Chinezen van vijfduizend jaar geleden dat een groot schaap het toppunt van schoonheid was.

Er zitten ook persoonlijkere stukjes in over het ontstaan van haar fascinatie voor het land. Het begon, zo vertelt ze, met kleine potloodjes waarop de Japanse figuren Bobby en Kate stonden afgebeeld, figuurtjes vergelijkbaar met Hello Kitty. Ook beschrijft ze de periode dat ze als uitwisselingsstudent in Japan verbleef en zich moest oriënteren in een landschap waarin de kerk niet het centrum aangeeft, een mooi voorbeeld van hoe wij Europeanen onze weg weten te vinden. Het zijn mooie anekdotes, maar nergens wordt het echt persoonlijk, ze houdt de lezer op een veilige afstand.

Westerse blik

Die afstand voel je door het hele boek. In haar beschrijving van het land lijkt ze te willen voorkomen dat ze een te westerse, postkoloniale blik gebruikt. Door haar schrijfstijl komen haar observaties neutraal over. Maar observaties zijn zelden neutraal, en eigenlijk verplaatst ze hiermee het oordeel naar de lezer. Cornelisse zal niet zeggen ‘ha wat een mal land’, maar als lezer kun je dat wel denken.

Een betere manier om het westerse perspectief te vermijden, is de omkering van het perspectief, wat ze ook slim toepast in bepaalde stukjes. Een voorbeeld dat ze gebruikt, is dat Japanners in onze oren de r slecht kunnen uitspreken, maar omgekeerd kunnen wij de Japanse klank l/r niet goed zeggen. Ze legt ook uit dat de Engelse woorden ‘lighter’ en ‘writer’ hetzelfde worden geschreven in het Japans. Dan snap je gelijk waar de uitspraakproblemen vandaan komen.

Origami kraanvogel

In haar voorwoord zegt Cornelisse vooral niet te willen duiden. Ze vergelijkt het met een origami kraanvogel, als je die helemaal openvouwt dan houd je alleen een stukje papier over. Hier en daar komt haar eigen interpretatie toch naar boven, bijvoorbeeld wanneer ze ontdekt dat vrouwen maar op een manier kunnen worden aangesproken en mannen op meerdere manieren:

Niet om nou alles van betekenis te voorzien, mahaar… het is toch opvallend dat alleen mannen in de taal de mogelijkheid hebben om uit te wijken naar informaliteit.

Verder zie je ook haar perspectief terug in haar keuze voor de onderwerpen, in de dingen die haar opvallen. Ze legt bijvoorbeeld uit waaruit het Japanse woord ‘huwelijk’ is opgebouwd (iets met een vrouw en een kooi) en beschrijft dat een derde van de Japanse vrouwen stopt met werken nadat ze getrouwd zijn. Ze legt er geen waardeoordeel in, maar merkt daarna wel op dat Japan nooit een feministische golf heeft meegemaakt. Het is duidelijk geen boek geworden dat alleen over theedrinken en origami vouwen gaat – om even twee Japanse clichés te noemen – maar Cornelisse beschrijft zaken in de Japanse cultuur die haar vanuit haar westerse blik opvallen, en doet dit op een respectvolle manier. Zo verschuif je als lezer steeds van eventuele vooroordelen naar meer begrip voor het land, zonder dat Cornelisse daar heel nadrukkelijk in stuurt.

Japanliefhebber

Cornelisse stipt in haar boek veel aan en gaat af en toe de diepte in. Door deze opzet ontdek je hoeveel er te leren valt over Japan. Het maakt nieuwsgierig en het boek is hierdoor een soort Japan voor beginners. Wil je toch meer lezen over bepaalde onderwerpen, dan kun je terecht bij de leestips die ze geeft in haar nawoord. Japan in honderd kleine stukjes is al met al een heerlijke bundel waar je veel van opsteekt. Je kunt er zomaar een Japanliefhebber van worden.