Tweetakt: de enige goede reden om niet op een terrasje te zitten.
Na maanden Hollandse kou is de lente eindelijk begonnen. De terrasjes zitten vol, de zomerse jurkjes en shirtjes zijn terug, er wordt weer wat meer gelachen op straat. ‘Hè fijn, dit had ik even nodig,’ hoor ik een dame tegen haar vriendin zeggen. Je zou wel gek zijn als je met dit mooie weer een weekend lang het theater induikt, en toch zat ook de schouwburg vol. Tweetakt is in de stad, en is het enige excuus om niet in de zon te zitten. Twee dagen en een flinke portie jeugdtheater later bekroop me hetzelfde gevoel: fijn, dit had ik even nodig.
Theater Artemis – De onzichtbare man (4+)
Want wat een eigenzinnige voorstellingen waren daar te zien, in het eerste Tweetakt-weekend. En wat een opluchting om weer eens in een zaal te zitten met kinderen die voluit reageren op een toneelstuk. De onzichtbare man, de nieuwste productie van Theater Artemis en regisseur Jetse Batelaan, speelt met de illusie van theater, en het geloven in die illusie. De titel zegt eigenlijk al genoeg: we maken kennis met theatertechnicus Johan (René van ’t Hof) en Rob, een acteur die door Johan wel gezien wordt, maar door ons niet. Om het allemaal nog ingewikkelder te maken, ziet Rob het publiek wel, maar Johan en acteurs Nimüe en Marijn blijven een lege zaal zien. Rob – ‘zittend’ bij de piano, aangegeven door een volgspot – vertelt ons wat we moeten doen om weer zichtbaar te worden. Er ontstaat een steeds complexer wordend spel tussen zichtbaar zijn en onzichtbaar zijn, waarin alles en iedereen wel ergens de dupe wordt: Johan, Nimüe, Marijn, een aantal spoken die het toneel betreden, en zelfs een zakje chips waar we alleen het gekraak van horen. Dat zakje wordt gehaald door een jongetje uit het publiek, die op verzoek van Rob schuchter het podium opkomt en de coulisse in wordt gestuurd. Ergens weten hij en de andere kinderen dat het allemaal nep is, en toch wordt er enthousiast gekletst met Johan en Rob. En dan betrap ik mezelf er ook op: ik zie geen volgspot bij de piano, maar stel me er een personage bij voor. De magie van theater in een notendop.
Ultima Vez & Seppe Baeyens – INVITED (10+)
Seppe Baeyens doet met zijn voorstelling INVITED in principe hetzelfde als wat Jetse Batelaan met De Onzichtbare Man (en later met Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt) doet. Beide regisseurs grijpen terug naar de kern van wat theater kan betekenen. De Onzichtbare Man gaat over de ‘suspension of disbelief’ waar we in een voorstelling voor vallen. INVITED gaat nadrukkelijk over het publiek, en hoe dat publiek zich door theater even met elkaar verbonden kan voelen. We bevinden ons op het podium van de Douwe Egberts Zaal, en worden uitgenodigd om op een grote slang te zitten. De doorgewinterde theaterbezoeker voelt de bui al hangen: met die slang gaat iets gebeuren. Maar niet voordat de zaal donker wordt, en er een koorzang wordt ingezet. ‘Zijn mijn buren oprecht aan het meezingen, of horen ze bij de voorstelling?’ vraag ik me af. ‘En als ze zelf meezingen, mag ik dan ook?’ De koorzang laat het publiek voorzichtig deelnemen aan een groepsactiviteit, zonder dat ze door anderen gezien worden. Dan gaat het licht aan, en tillen we samen de slang op. Als we eenmaal de slang neerleggen, staan we in een kring en zien we hoe de performers – een groep met verschillende genders en etnische achtergronden, jong en minder jong, met of zonder verstandelijke beperking – één voor één mensen bij de hand nemen. Om ze te verplaatsen, maar uiteindelijk ook om met ze te dansen, te knuffelen of te rennen.
Ook ik ontsnap niet aan de dans en voor ik het weet ren ik fanatiek rondjes rond de zaal. Het duurt even voor ik doorkrijg dat INVITED net iets verder gaat dan gecontroleerde publieksparticipatie: uiteindelijk kunnen we ook zelf bepalen wat we in de cirkel doen. Dat vereist een strakke dramaturgie en performers die ondanks alle vrijheid de touwtjes in handen kunnen houden. En dat kan deze groep: met niet meer dan wat kleine handgebaren houden ze de performance op de rails. Een indrukwekkende prestatie van deze groep en van Baeyens, die het theater effectief aanwenden om een gevoel van saamhorigheid te smeden. INVITED is zo’n voorstelling waar je jezelf na afloop weer even op de aarde voor moet zetten. Je hebt iets beleefd dat je alleen in een theaterzaal kan beleven, en weer vervlogen is als je de zaal uitloopt.
Theater Artemis – Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt (8+)
De zondag begint opnieuw met een voorstelling van Batelaan. Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt is een bekende titel – het origineel dateert uit 2005 – en richt zich op een andere basispremisse van theater: er moet iets zijn om naar te kijken. Net als De onzichtbare man zien we hier een fictief toneelstuk dat op het punt staat te beginnen, maar nooit begint. De acteur (René Geerlings) wordt namelijk van het podium geweerd door een beveiliger (Martin Hofstra), en moet verschillende trucjes verzinnen om toch zijn voorstelling aan te vangen. Eenmaal op het podium blijkt er een probleem te zijn met het ‘volgende moment’ (gespeeld door Hofstra): alleen het ‘vorige moment’ is beschikbaar, en zonder volgend moment geen voorstelling. Voor het jonge publiek om mij heen is deze voorstelling waarin niets en toch heel veel gebeurt, geen onverdeeld succes. Het jongetje achter mij kan niet wachten tot het voorbij is, terwijl de kinderen naast mij gefascineerd zitten te kijken. Best knap, hoe Batelaan een redelijk abstract en absurdistisch gegeven zo kan vertalen, dat het werkt als jeugdtheatervoorstelling. De voorstelling waarin niks gebeurt is natuurlijk een voorstelling waarin uiteindelijk heel veel gebeurt: van een schildpad aan een touwtje die maar niet op lijkt te komen, tot een herhalende speurtocht naar ‘het volgende moment’, tot een heuse processie van ‘momenten’ over het podium.
Abattoir Fermé & herpaleis – Bangerik (6+)
Abattoir Fermé is met haar rauwe, groezelige esthetiek niet het meest voor de hand liggende gezelschap om een jeugdtheatervoorstelling te maken. Door horror als uitgangspunt te nemen, is er desondanks een interessante voorstelling ontstaan die trouw blijft aan de signatuur van het gezelschap. In Bangerik zien we hoe het gelijknamige hoofdpersonage omgaat met zijn angst voor de buitenwereld. Die buitenwereld is een grote horrorshow met griezelige varianten van volwassen figuren: een langbenige reuzenvader, twee hekserige tantes, een ‘rioolmeermin’ die zo uit het badputje getrokken wordt, en drie popachtige horrornonnen. En dan is er Annabellee, de love interest die er niet griezelig uitziet, maar toch het engst van allemaal is. De showsteler is Chiel van Berkel, die in de rol van Nonkel Vlees een muzikale waslijst van verschillende, onuitspreekbare, fobieën opsomt. Bangerik blijft vooral visueel een indrukwekkende voorstelling, maar wil niet echt landen. Een lange tijd bleef het me onduidelijk waar de voorstelling precies heen beweegt, waar de uitvergrote personages voor staan, en wat nu precies het grotere verhaal is dat verteld wordt. Zo blijft Bangerik meer een ritje door een spannend spookhuis, dan een helder verhaal.
Studio Orka – Inuk (7+)
Voor de laatste voorstelling van mijn Tweetaktavontuur verlaat ik de Stadsschouwburg en reis ik af naar Plan Einstein, een asielzoekerscentrum waar asielzoekers samenwonen- en werken met uit huis geplaatste jongeren. Studio Orka maakte hier de voorstelling Inuk, wat in de taal van de Inuits ‘echte mens’ betekent. We betreden een vervallen hotellobby, waar Carl, de eigenaar van het hotel, zit te schilderen en klusjesman Ivan met zijn charme en grapjes het publiek opwarmt. Even denk ik een nogal flauwe voorstelling te gaan zien, met karikaturale personages die weinig te maken hebben met de harde realiteit waar de kinderen van Plan Einstein mee te maken hebben. Al snel blijkt dat Inuk veel complexer en gelaagder is dan ik in de eerste minuten vermoedde. Carl en Ivan krijgen twee bezoekers te gast die beiden schuilen voor de storm. Het hotel is, net als het asielzoekerscentrum, een tijdelijke schuilplek. Als blijkt hoezeer de vier personages ontheemd zijn en verlangen naar een thuis, begint de voorstelling te schuren. Het pubermeisje Nina vertelt hoe ze van instituut naar instituut gaat, en niet meer bij haar moeder kan wonen. Als blijkt dat ook de hoteleigenaar haar niet wil hebben, en in de stromende regen buiten wil zetten, zet ze een dans in die zowel woede als hopeloosheid uitstraalt. Het komt binnen bij het publiek, die voor een deel uit de bewoners van het centrum bestaat. Naast me zitten twee jongetjes in een mij vreemde taal druk met elkaar te lachen en te gebaren over wat ze voor zich zagen gebeuren. Achter mij zie ik een groep meisjes gefascineerd kijken en filmpjes maken van de voorstelling. Echt ‘not done’, aldus een groep verontwaardigde theaterstudenten op weg naar huis. Het maakte me duidelijk dat er twee soorten toeschouwers in de zaal zat: de geoefende kijker die de ongeschreven regels van het theater kent, en kinderen voor wie theater nog een nieuwe ervaring is. De kinderen deden me denken aan de jongens en meisjes die de vorige dag nog met de onzichtbare man aan het kletsen waren. Leuker publiek kun je je eigenlijk niet wensen.