Noordelijk Film Festival 2015
Een bezoek aan het afgelopen Noordelijk Film Festival kan zomaar de indruk hebben achtergelaten dat er in de Europese cinema van het afgelopen jaar nauwelijks sprake is geweest creativiteit, durf, ambitie, originaliteit en intelligentie. Dat zowel de openingsfilm (Je suis mort mais j’ai des amis, 2015) als de slotfilm (Hallå Hallå, 2014) niemendalletjes waren, spreekt boekdelen. Tussen deze klucht over een rockband en een grappig bedoelde romantische komedie over een alleenstaande vrouw, was het heel hard zoeken naar werk dat iets meer bood dan middelmatige, oppervlakkige of ronduit mislukte variaties op eerdere films.
Het absolute dieptepunt is het Noorse Amnesia (2015), een catastrofaal excuus voor een psychologische thriller waarin een echtgenoot zich plotseling ontpopt tot misogyne psychopaat. Hij verliest zijn geheugen waarna hij zich weer een tijdje aimabel gedraagt, om vervolgens weer naar zijn ware gedaante terug te keren. Een ergere verspilling van subsidiegeld—en van de tijd van argeloze festivalgangers—is moeilijk denkbaar.
Hoopgevende tendensen
Er waren wel enkele hoopgevende tendensen waar te nemen. Twee tragikomedies uit IJsland gaven een duidelijk teken van vooruitgang in de piepkleine filmwereld van dat land. Grímur Hákonarsons Rams (2015) schetste een heel fraai beeld van twee norse broers in een afgelegen vallei. Door hun liefde voor schapen komen ze nader tot elkaar. Dagur Kári’s Virgin Mountain gaf een droogkomische indruk van een volwassen kind met een hart van goud. Beide films zijn uitmuntend geacteerd en veel minder gekunsteld en afhankelijk van de geforceerde humor van vergelijkbare IJslandse films. Daardoor steken ze behoorlijk positief af tegen de hartverwarmend bedoelde films uit andere landen. Leeuwarden bood het publiek een unieke kans om twee van Hákonarsons uitstekende humanistische documentaires te zien. Zijn debuut Summerland (2010), een vermakelijke film over het IJslandse fenomeen van elfenstenen, werd niet vertoond. Noorwegen produceert steeds meer films die de spot drijven met masculiene rolpatronen. In Out Of Nature (2014) gaat een huisvader een weekend de natuur in. Bijna de gehele speelduur lucht hij zijn hart via een interne monoloog. Hij blijkt vooral een seksbeluste sukkel, hoewel hij nooit onsympathiek overkomt. Het feit dat coregisseur en schrijver Ole Giæver ook de hoofdrol speelt, maakt dit een even geëngageerd als eerlijk portret van de Noorse doorsneeman die als allesbehalve macho is.
Hallucinante methode
De enige film met serieuze esthetische ambitie is Martti Heldes In the Crosswind. De film vertelt het verhaal van Stalins etnische zuivering van de Baltische staten van 1941, waarbij duizenden mensen naar onder andere Siberië werden gedeporteerd. Helde maakt gebruik van tableaux vivants: de camera verkent statische scènes met onbeweeglijke acteurs, met behulp van digitale trucage. De techniek zie je tegenwoordig vooral als gimmick in actiefilms, maar hier vormt ze de basis van bijna de hele film. Dat is even wennen, maar na verloop van tijd werkt het, in combinatie met een statige soundtrack en een voice-over waarin brieven worden voorgelezen, bijna hallucinant. Sommige details zijn met opzet bewegend (een wapperende haarlok, een knipperend oog). Andere per ongeluk; de combinatie van kunstgrepen en ‘foutjes’ maakt dat de kijker alert blijft op de constructie van het geheel. De methode van In the Crosswind is niet minder waardevol dan die van Son Of Saul: radicaal gebruik van een filmtechniek als poging om de gruwelen van de tweede wereldoorlog op een nieuwe manier uit te beelden.