Gevangen in de huiskamerstudio
.
East India Youth is het muziekproject van de Brit William Doyle, die zijn debuutalbum Total Strife Forever in drie jaar opnam in zijn huis. Doyle is muzikaal gezien een excentriekeling die door zijn uiteenlopende muzikale invloeden niet makkelijk in een hokje te vangen is.
William Doyle valt in de traditie van de loner-muzikanten, die zich in hun huiskamerstudio opsluiten om te werken aan kathedraal-achtige soundscapes. Ze lijken het contact met de buitenwereld enigszins kwijt te zijn wanneer ze volledig geabsorbeerd werken aan hun magnum opus. Qua muziek en methode is er een link tussen Doyle en Vini Reilly met zijn Duritti Column. Reilly maakte in de jaren zeventig en tachtig obscure platen voor het abel Factory, waar hij punk, elektronica en psychedelica op onclassificeerbare wijze met elkaar vermengde
Doyle is in veel opzichten net zo excentriek en moeilijk te vangen als je naar Total Strife Forever luistert. Op momenten hoor je een minimale en herhalende melodielijn van een synthesizer-orgel (zoals in Glitter Recession en Total Strife Forever II), die doet denken aan een mix tussen Brian Eno en componisten als Arvo Pärt en Olivier Messiaen. Dan weer zijn er die nummers die passen binnen eigentijdse post-rock- en ambientstromingen. Total Strife Forever I bijvoorbeeld zou zo een track kunnen zijn van Board of Canada’s Geogaddi; andere nummers klinken als een minder agressieve versie van de Fuck Buttons.
Denk je een weg gevonden te hebben in het muzikale universum van East India Youth, dan hoor je opeens Dripping Down, waarop Doyle ook nog eens laat horen dat hij kan zingen. Het is een vreemd en melancholisch nummer dat doet denken aan de Britse elektronica-bands uit de jaren tachtig. Doyle zingt vanuit een geïsoleerde sfeer, die wordt doorbroken in een hedonistische synthclimax als er opeens weer licht in de ruimte lijkt te komen. Dansbaar wordt het met het Hinterland. Het is misschien wel de meeste conventionele track van het album met zijn climactische opbouw, maar met verouderde beukende dancegeluiden die tien jaar geleden nog hadden kunnen imponeren.
De grilligheid van het album wordt vooral versterkt door de wisselende kwaliteit van de nummers, waardoor Total Strife Forever een allegaartje is. Niet alle sonische experimenten zijn even interessant voor de luisteraar, waardoor je al snel gevangen voelt in Doyle’s huiskamerstudio, terwijl hij zijn auditieve ontdekkingsreis voortzet.