Daar zijn ze weer…
.
Waar zouden we toch zijn zonder Thee Oh Sees? Een van de weinige zekerheden in het leven is dat John Dwyer en zijn kornuiten elk jaar wel weer een enthousiaste plaat uitbrengen, die is ontsproten uit een onheilige mix van punk, garage, en psychedelica.
Drop deint iets te relaxt verder op de psychedelische toer die vorig jaar werd ingezet met Floating Coffin. Enerzijds levert die tactiek weer een vertrouwd album op, anderzijds blijft de verrassing en de pit een beetje uit. Openingstrack ‘The Penetrating Eye’ klinkt met een la-la-la-refrein als een familiair welkomstlied, en leidt je weer naar die wereld waar rauwe retro gecombineerd wordt met poppy zang. Tweede track ‘Encrypted Bounce’ begint met feedback waar een muur van garagegitaren uit opborrelt, waarna een no-nonsense-drum en Dwyers typerende zang het overnemen. Het is zeker het nummer met de meeste hitpotentie, en het bezingt perfect de hedonistische Californische cultuur waar de band uit voortkomt. Hierna wordt Drop iets te mild, en verwacht je toch wat meer muzikale uitspattingen en rauwheid. ‘Put Some Reverb on My Brother’ en ‘King’s Nose’ klinken iets te veel als parodie op een sixties-band, zoals je zou verwachten van The Brian Jonestown Massacre. Muzikaal zit het echter allemaal goed in elkaar. Zo ook ‘Savage Victory’, waar een rustig deuntje wat rauwheid krijgt door lekker hoekige gitaaruithalen, en ‘Transparent World’, dat iets wegheeft van Primal Scream en David Holmes toen ze experimenteerden met het maken van imaginaire soundtracks. Uiteindelijk geen slecht album dus, maar je mist momenten die er echt uitspringen en je die energieke kick geven die je van de band zou verwachten. Ach volgend jaar beter…