Mozart/Da Ponte-trilogie in nieuw jasje
.
Geen standaardensceneringen
Een gewaagd project, zeker omdat juist dit regisseursduo aangetrokken was. Wieler en Morabito zijn overladen met prijzen – waaronder die voor de beste operaproductie van het vorig jaar – maar ze waren ook verantwoordelijk voor een door pers en publiek slecht ontvangen Lucio Silla in 2004, waarmee ze in Stuttgart een groot deel van het conservatieve publiek van zich vervreemdden. Dat het geen standaardensceneringen zouden worden, stond dan ook op voorhand vast.
Natuurlijk is het niet zo dat Le nozze di Figaro, Don Giovanni en Cosi fan tutte niets anders gemeen hebben dan componist en librettist, al zijn er geen personages die in de stukken opnieuw ten tonele worden gevoerd. Willem Bruls verwoorde het in 1993 voortreffelijk: “Het hoofdthema van de drie Da Ponte-opera’s is de trouw als het fundament van de intermenselijke betrekkingen en het onvermogen van hem om aan deze trouw te voldoen.” Het is dan ook geen verwonderlijke keuze van Wieler en Morabito om de stukken in omgekeerde volgorde van hun ontstaansgeschiedenis te presenteren.
1) Leerschool voor geliefden: Cosi fan Tutte
De ondertitel van Cosi fan tutte (“zo doen ze het allemaal”) luidt La scuola degli amanti, oftewel de leerschool voor geliefden. De geliefden in deze opera zijn nog jong, hebben geen verleden en moeten de wereld nog ontdekken. De zusjes Fiordiligi en Dorabella zijn met hun geliefden Ferrando en Guglielmo in Napels waar zij de trouw van hun liefde bezingen. De oudere Don Alfonso bespot hun jeugdige zelfverzekerdheid, die grenst aan overmoed, en stelt dat trouw van vrouwen niet bestaat. Uiteraard zijn de jonge mannen het niet met hem eens; ze willen daar zelfs om wedden. Zij zullen de instructies van Alfonso zonder morren opvolgen en verkleed elkaars verloofdes proberen te verleiden. Hetgeen na een hoop verkleedpartijen en listige plannen natuurlijk lukt. Aan het eind van de opera trouwen de stellen nog wel, maar van een feest is amper sprake.Cruciaal is de opmerking terzijde, die Alfonso al in het eerste tafereel maakt:
“O, dwaas verlangen!
Het kwaad te willen ontdekken
dat ons, als het gevonden is,
zo miserabel maakt.”
Een groter misverstand om Cosi fan tutte slechts als een luchtige klucht te willen zien is er dan ook niet. Edward Said noemt deze opera niet voor niets de meest duistere Mozart-opera en spreekt van een “ondraaglijke lichtheid”. De bizarre en op het eerste gezicht totaal ongeloofwaardige plot heeft ervoor gezorgd dat Cosi door velen beschouwd is al Mozarts meest frivole opera, maar zoals Jane Clover onlangs in The Guardian schreef, is de uitkomst van deze leerschool voor geliefden het best samen te vatten met “Hallo, wrede wereld”.
Vakantiekamp
Het is daarom een mooie vondst van Wieler en Morabito om de opera te verplaatsen naar een vakantiekamp in de jaren vijftig. Het vernuftig ronddraaiende decor is een ware mallemolen die afwisselend de slaapkamer van de meisjes, de eetzaal en de woonkamer toont. De liefdesparen zijn amper volgroeide adolescenten, de jongens willen macho zijn, maar zijn onzeker; de meisjes dromen van de prins op het witte paard, maar zijn ook nieuwsgierige bakvissen. Wanneer de jongens vertrekken en de meisjes ze vrijwel meteen vergeten, is dat in deze enscenering niet ongeloofwaardig: vakantievriendjes komen en gaan immers, desnoods op een en dezelfde dag. En dat je meteen zelfmoord wil plegen als je je vriendinnetje een ander ziet kussen of een afscheid voor een week als een eeuwigheid ervaart past ook bij zo’n kalverliefde.
Alfonso speelt hierbij een dubbelrol. Enerzijds waarschuwt hij de jonge geliefden, anderzijds zijn het zijn machinaties die erin resulteren dat de jongeren hun onschuld verliezen en schept hij overduidelijk genoegen in zijn rol. Alfonso, hier voortreffelijk pijprokend neergezet door Garry Magee, is een cynische moralist die de jongeren wil laten zien dat de vrouwen allemaal hetzelfde zijn.
Briljante gecaste Despina
Alfonso wordt daarbij geholpen door het kamermeisje Despina. In veel traditionele ensceneringen is zij weinig meer dan een verbitterde oude vrijster, maar mede dankzij de briljant gecaste Danielle de Niese groeit zij in Amsterdam uit tot een zelfverzekerde vrouw die de meisjes voorhoudt dat alle mannen maar aan één ding denken en zij het er daarom ook maar van moeten nemen.
Vocaal is de Britse sopraan Sally Matthews als Fiordiligi de ster van de avond, maar in deze enscenering heeft De Niese de sterkste rol. Net als in de beroemde regie van Peter Sellars speelt de relatie tussen Despina en Alfonso voortdurend op de achtergrond mee. Bij Wieler en Morabito is Despina duidelijk de sterkere van de twee. Hij ontleent zijn plezier aan krijgen van zijn gelijk, zij geniet van haar vrijheid. Zij gebruikt de meisjes niet voor haar eigen plezier, maar toont ze hoe belachelijk hun gedrag is. Heerlijk is het moment waarop Dorabella als een echte bakvis woedend met een bordje smijt en Despina het gelijk maar even helemaal afmaakt door het complete servies van tafel te gooien.
Nepgif en een backpacker
Niet alles is even geslaagd. De recitatieven worden hier begeleid door een backpacker op gitaar. Dat past in de enscenering, maar hij loopt met regelmaat wat al te doelloos rond. En het leger vormgeven als een groep padvinders is grappig, maar hoe aardig ook, het is jammer dat hun eerste opkomst vocaal vorm krijgt door een plaatje dat Alfonso opzet.
Aan inconsequenties ontkomen Wieler en Morabito evenmin. Wanneer Ferrando en Guglielmo nepgif innemen om elkaars geliefde te kunnen veroveren, blijkt Ferrando daarvan even later zo van slag dat hij niet een van de dames, maar Guglielmo wil kussen. Hilarisch, zeker, en het maakt de verontruste meisjes geloofwaardiger, maar vreemd is het wel. Op het eerste gezicht goedkoop, maar welbeschouwd zeer geraffineerd is het lichteffect bij de ‘magische steen’ waarmee juist benadrukt wordt dat deze nep is. En het einde, waarbij de grootse macho van de twee de grootste verliezer lijkt, is schitterend.
Cosi fan tutte is zo een vrolijke mallemolen met tragisch randje, die terecht op langdurig applaus getrakteerd werd.
2) De moraal voorbij: Don Giovanni
Zoveel bijval als Cosi kreeg, zo overweldigend klonk het boegeroep een avond later. Al bij het opengaan van het doek na de pauze klonken de eerste blijken van afkeuring, anderhalf uur later waren die aangezwollen tot een orkaan. Een klein deel van het publiek wilde zelfs zo graag de regisseurs uitfluiten, dat dirigent Ingo Metzmacher daarvan het slachtoffer werd.
Op deze Don Giovanni is veel kritiek mogelijk, maar niet zozeer op het muzikale deel. Toegegeven, in de recitatieven is flink geknipt, maar die keuze is te rechtvaardigen. Zo radicaal als Opera Zuid vorig jaar gingen Wieler en Morabito bovendien niet te werk – daar werden alle recitatieven simpelweg overboord gegooid – zodat genoeg overbleef om de voortgang van het verhaal duidelijk over te brengen.Spaanse vrijbuiter
Er is onwaarschijnlijk veel geschreven over de Spaanse vrijbuiter Don Juan. Voordat Mozart en Da Ponte de stof in 1787 tot een opera verwerkten, waren er al meerdere opera’s rondom deze rokkenjager geschreven. Mozarts Don Giovanni is echter met afstand de bekendste geworden, hoewel ook op deze opera wel het een ander aan te merken valt.
Het verhaal is betrekkelijk eenvoudig: Don Giovanni wordt belaagd door Donna Anna, een jong meisje dat hij heeft geprobeerd te ‘veroveren’. Haar vader, de Commendatore, heeft hij al in de eerste scène koelbloedig vermoord. Ook een bedrogen liefde, Donna Elvira, zit hem achterna, maar Giovanni’s bediende Leporello onthult haar in de befaamde ‘catalogus-aria’ dat Giovanni met duizenden vrouwen over de hele wereld het bed gedeeld heeft, alleen in Spanje al 1003, en zij niets voor hem betekent. In een overmoedige bui probeert Giovanni vervolgens het boerenmeisje Zerlina op haar bruiloft te verleiden. Wanneer iedereen zich tegen hem keert, verbergt hij zich op het kerkhof. Vlakbij het standbeeld van de Commendatore (dat opmerkelijk snel opgericht is) hoort Giovanni een stem die hem zegt respect te hebben voor de doden. Giovanni daagt daarop voor de grap het standbeeld uit bij hem te komen eten. Diezelfde avond verschijnt het beeld inderdaad bij hem thuis, waar net een orkestje Giovanni’s favoriete muziek (waaronder een flard uit Le nozze di Figaro) ten gehore brengt, en vraagt hem berouw te tonen over zijn zonden. Giovanni weigert, “a torto di viltate tacciato mai serò” (van lafheid zal mij nooit kunnen betichten) en wordt verzwolgen door het hellevuur.
Briljante voorlaatste scène
Hoewel de opera vele prachtige passages bevat, is deze voorlaatste scène het belangrijkst; in deze scène wijkt Mozart extreem af van de gewoontes binnen het operagenre door de verschillende personages in een tumultueuze dialoog dwars door elkaar heen te laten praten zónder de voortgang van het verhaal uit het oog te verliezen. Had de componist het hierbij maar gelaten en het doek snel laten vallen, maar er volgt nog een volkomen overbodig slotsextet. Opmerkelijk genoeg bestaat er een door Mozart gedirigeerde variant van de opera zonder het slotsextet. Mozart was niet tevreden over deze variant, maar om daar meteen de conclusie aan te verbinden dat Mozart het vreselijk vond dat de opera besloot met de hellevaart van Don Giovanni, zoals bijvoorbeeld Mozart-expert Nikolaus Harnoncourt beweert, is ongefundeerd. Een gelukkig einde dus, terwijl de opera zo veel meer indruk achter zou laten als met vuur, rook en de hel besloten zou worden. Althans, in traditionele ensceneringen; Wieler en Morabito hebben een geheel andere visie.
Rammelende enscenering
Een originele visie, dat zeker, maar wel een vol slordigheden die de toeschouwer verbijsterd achterlaat. Zo schiet de verder zo besluiteloze Don Ottavio aan het eind van het eerste bedrijf Don Giovanni neer, maar is hij even later niet alleen springlevend, maar toont geen enkel spoor van welke verwonding dan ook. En bleef het hier maar bij.
Gedurende de gehele voorstelling bestaat het toneelbeeld uit een verzameling bedden van waaruit de verschillende personages hun aria’s zingen. Allen blijven ook vrijwel de gehele voorstelling in hun eigen bed. Op zich geen slecht idee, maar het maakt de voorstelling erg statisch. Wanneer de Commendatore gedood is, verdwijnt hij dan ook niet van het podium, maar gaat liggen in een van de bedden en blijft daar tot het eind liggen in een pose die doet denken aan Lenin op zijn sterfbed. Dat zijn dochter naast hem in het bed kruipt, is niet meer dan logisch. En de verkrachting van Zerlina vindt uiteraard midden op het podium plaats, met alle bloederige gevolgen van dien.
Voorspelbaar
In het tweede bedrijf blijken al die bedden natuurlijk scheefgezakt en Don Giovanni bespot ook niet het beeld, maar de ‘slapende’ Commendatore. Wanneer deze zijn uitnodiging om bij hem te komen eten aanvaardt, snijdt Don Giovanni keurig symbolisch (Freud leeft nog in het theater) zelf het stokbrood en wordt vervolgens niet door de aarde verzwolgen, maar omsingeld door de bedden die na drie uur opeens blijken te kunnen bewegen. En in het jubelende slotkoor verrijst Don Giovanni als een grijnzende feniks, en loopt kalm door het middenpad de zaal uit – de moraal is aan hem niet besteed.
Ultieme voyeur
Net als Despina in Cosi fan tutte is Don Giovanni een hedonist die wars is van welke moraal dan ook. En net als in Cosi is het hulpje (Leporello) de ware ster van de avond. Zijn rol is vergelijkbaar met die van Don Alfonso; hij is de ultieme voyeur die wel deelneemt aan de handeling, maar zijn plezier vooral ontleent aan wat anderen doen. In dit geval zelfs letterlijk, want hier blijkt Leporello de veroveringen van zijn meester op ontelbare filmopnames te hebben vastgelegd. Op een wijze waarop de vieze man van Kees van Kooten jaloers zou zijn, zet José Fardilha Leporello op suggestieve wijze neer, zijn handen constant wriemelend in zijn broekzakken.
Zijn sterke vertolking van Leporello kan echter niet verhullen dat deze enscenering van Don Giovanni mislukt is. Want hoe ongebruikelijk ook, deze voorstelling is te statisch, saai en voorspelbaar. En hoe knap het ook is dat Pietro Spagnoli druiven een paar meter in de lucht kan gooien om ze vervolgens in zijn mond op te vangen, een erotische uitstraling heeft hij niet en vocaal is hij uitgerekend in de titelrol de zwakste schakel. Het boegeroep voor het een avond eerder zo bejubelde regisseursduo kwam dan ook niet onverwacht.
3) Figaro in een showroom: Le nozze di Figaro
Dit zingt dokter Bartolo aan het begin van Le nozze di Figaro. En wraak namen Wieler en Morabito met Mozarts op één (Die Zauberflöte) na meest opgevoerde opera. Veel verwondering hoeft de enorme polariteit van Mozarts Figaro niet te wekken: niet alleen bevat de opera prachtige muziek, ook het libretto steekt goed in elkaar waarbij komische momenten afgewisseld worden met meer dramatische.“Wraak, ja, wraak! – dat is een voorrecht
dat slechts wijzen is vergund:
schande vergeten, smaad vergeven
is laaghartig, slap en laf.”
Ook hier weer een bruiloft. Figaro en Susanna willen trouwen, maar worden gedwarsboomd door graaf Almaviva, die zo zijn eigen plannen met Susanna heeft. Maar na een ruim drie uur durende opera vol persoonsverwisselingen, verkleedpartijen, misleiding, complotten en verwarrende toevalligheden (waarbij Figaro en passant zijn ouders terugvindt), moet de graaf zijn excuses aanbieden en eindigt de opera met vuurwerk en trouwplannen: “tutti, contenti saremo cosi”, “we kunnen nu allemaal gelukkig zijn”.
Het libretto is gebaseerd op een toneelstuk van Baumarchais dat voor flink wat opschudding zorgde door de oneerbiedige tekening van de aristocratische moraal en daarom door menig vorst verboden werd. Da Ponte schrapte daarom verschillende scènes uit de toneeltekst en veranderde de politieke tirade van Figaro tegen sociale ongerechtigheid in een tirade tegen het wispelturige van vrouwen. Inderdaad, “cosi fan tutte?”
Autobedrijf Almaviva
In tegenstelling tot Cosi dragen de verschillende personages een verleden met zich mee. Figaro heeft in ruil voor een lening ooit beloofd met de veel oudere Marcelinna te trouwen. Dokter Bartolo wilde ooit met de gravin trouwen, maar heeft een kind verwekt bij Marcelinna – Figaro – terwijl het huwelijk van Almaviva al lang niet meer is was het eens was.
Wieler en Morabito hebben de handeling verplaatst naar een kille autoshowroom. De graaf is de grote baas, Figaro een jonge verkoper. Geheel in stijl worden de recitatieven ditmaal door Metzmacher begeleid op een synthesizer en wordt meteen naar mobieltjes gegrepen als iemand geroepen moet worden. De tuinman is een beveiligingsmedewerker die handig gebruikt maakt van de beelden van de bewakingscamera’s. De auto die midden op het toneel staat doet prima dienst als verstopplaats en het hokje op de tweede verdieping – handig te bereiken via een lift – dient eveneens als projectiescherm. Het klinkt vergezocht, maar het werkt uitstekend.
Ontnuchtering
Het vierde bedrijf is het meest intrigerende. Alles is van het toneel verdwenen en de zangers lijken in een concertante uitvoering belandt te zijn. Boven hun hoofd worden de verwikkelingen in de tuin waarover zij zingen echter getoond in slim gemonteerde beelden van de beveiligingscamera’s. Aan het eind lijkt de lieve rust en vrede hersteld, maar staan de personages als beelden naast elkaar. Niet alleen de graaf is ontmaskerd, allen blijven ontnuchterd achter.
Niet alleen door de geslaagde regievondsten, maar vooral door de vocale prestaties van de solisten is Le nozze di Figaro het onbetwiste hoogtepunt van dit drieluik. Luca Pisaroni is een van de beste Figaro’s van de laatste jaren, terwijl Danielle de Niese andermaal bewijst niet alleen over een mooie stem te beschikken, maar eveneens over groot acteertalent. Garry Magee is een robuuste graaf en Cellia Costea maakt de woede en frustratie van de gravin tastbaar. Ook de andere rollen worden stuk voor stuk uitstekend gezongen en het Nederlands Kamerorkest beleeft hier haar beste momenten.
Ongekende passie
De samenwerking tussen Mozart en Da Ponte hield na deze drie opera’s op. Mozart componeerde nog Die Zauberflöte en La clemenza di Tito, Da Ponte belandde na allerhande omzwervingen die een opera waardig zijn in Amerika, waar hij uiteindelijk de eerste hoogleraar Italiaanse literatuur en cultuur werd. Daar nam hij het initiatief tot de eerste Italiaanse opera-uitvoeringen in de nieuwe wereld, maar toen hij vertelde dat hij niet alleen Mozart gekend had maar zelfs deze opera’s geschreven had, geloofde men hem niet.
Le nozze di Figaro, Don Giovanni en Cosi fan tutte zijn uitgegroeid tot de meest uitgevoerde en beroemdste opera’s. Dat maakt het voor elke regisseur moeilijk nog een eigen draai aan de stukken te geven; alles is al eens gedaan. Het is bewonderenswaardig dat Wieler en Morabito erin geslaagd zijn de Mozart/Da Ponte-trilogie van nieuwe perspectieven te voorzien. Niet alles is even succesvol, maar het duo heeft in Amsterdam een trilogie gerealiseerd die niet alleen voldoende stof tot discussie oplevert, maar ook twee van de meest verrassende en intelligentste Mozart-producties in jaren bevat. Een trilogie die bovendien de gangbare opvatting dat Don Giovanni verreweg de beste van de drie Da Ponte-opera’s is op zijn kop zet. En het gejuich en het boegeroep bewijzen dat opera een kunstvorm is die ook in 2006 nog ongekende, ja Italiaanse, passie kan losmaken bij het publiek.
Nog te zien t/m 8 januari 2007, in een tiental bioscopen en op www.cultura.nl