Muziek / Achtergrond
special: Crosby, Stills, Nash & Young – Déjà Vu

Vier botsende ego’s, toch een meesterwerk

Neil Young is slechts op de helft van het legendarische Déjà Vu te horen. Toch was zijn talent precies wat Crosby, Stills & Nash (CSN) nodig hadden om deze klassieker vorm te geven. Ook voor Young bleek de samenwerking een meesterlijke zet. Hij brak dankzij dit album door bij het grote publiek.

Voordat Young het drietal komt versterken, zijn David Crosby, Stephen Stills en Graham Nash al succesvol met hun invloedrijke debuutalbum Crosby, Stills & Nash (1969). De drie stemmen passen perfect bij elkaar. De songs vallen in de smaak bij de hippies, dankzij de openhartige relatiebeschrijvingen van Stills (zoals in ‘Suite: Judy Blue Eyes’), optimistische popmelodieën van Nash en politiek getinte rockers van Crosby. Bovendien is CSN een van de eerste ‘supergroups’. Nash had het jaar ervoor The Hollies verlaten, Crosby werd eerder uit The Byrds gezet en Stills zat met Young in het snel opgeheven Buffalo Springfield.

De definitieve doorbraak volgt met een optreden op Woodstock in augustus 1969. Voor hun liveoptredens vindt CSN het noodzakelijk om een vierde bandlid toe te voegen. Ze vragen onder anderen Steve Winwood, maar uiteindelijk valt de keuze op Young, op aanraden van Atlantic-platenbaas Ahmet Ertegun. Stills is aanvankelijk tegen dit voorstel, omdat zijn geruzie met Young in Buffalo Springfield uiteindelijk tot de breuk van die groep leidde.

Toch blijkt de keuze een zeer gelukkige voor beide partijen, vooral voor Young, want die is tot dan toe in commercieel opzicht weinig succesvol met zijn twee eerste soloalbums Neil Young en Everybody Knows This Is Nowhere. In de film van Woodstock is Young overigens nergens te bekennen. Hij heeft weinig op met het festival en de hippies, en weigert in de film te verschijnen.

Relatieproblemen

~

Verliepen de opnames van het eerste CSN-album nog heel soepel, de groep loopt tegen problemen op bij het maken van de opvolger met Young. Het begint al met de privékwesties. De relatie tussen Nash en folkheldin Joni Mitchell loopt op de klippen, de verhouding met zangeres Judy Collins ligt nog vers in het geheugen van Stills en Crosby’s grote liefde Christine komt om bij een auto-ongeluk.

Ook ontstaat er onenigheid tussen de vier ego’s, vooral tussen Stills en Young botst het opnieuw. Elk bandlid wil volledige controle over de eigen composities, met als gevolg dat ze zelden alle vier samen in de studio zijn. Met alle opgehoopte emoties geeft Crosby zijn alles in ‘Almost Cut My Hair’. Stills vindt Crosby’s zang niet goed genoeg, terwijl Young juist razend enthousiast is. Uiteindelijk krijgt die zijn zin en komt deze versie op het album.

Over de opname van ‘Woodstock’, een compositie van Mitchell, botsen de meningen van de twee opnieuw. Nadat Young tevreden is over een bepaalde versie, bewerkt Stills de opname tot een volgens Young inferieure mix. Stills is degene die het meeste werk in de opnames steekt. Op verschillende nummers speelt hij behalve gitaar ook onder meer bas, orgel en percussie. Niet voor niets krijgt hij van zijn collega’s de bijnaam ‘Captain Manyhands’.

Van het onmiskenbare schrijftalent van Young is op Déjà Vu vooral ‘Helpless’ het bewijs. Deze emotioneel beladen ballad leent zich perfect voor de hemelse close harmony van CSN. Het is nog altijd een van de populairste composities van Young. Minder beroemd is het uit drie delen bestaande, knap opgebouwde ‘Country Girl’.

Tijdloos

~

De composities van Young behoren tot de meest tijdloze op het album, samen met de hit ‘Teach Your Children’, geschreven door Nash. Uiteraard klinkt deze overbekende meezinger als een lied dat alleen uit die tijd kan stammen, maar de tekst is ook vandaag de dag relevant. Nashs tweede compositie op Déjà Vu, het schaamteloos zoetsappige maar prettige ‘Our House’, bezorgt het viertal opnieuw een dikke hit.

De titelsong van de hand van Crosby onderscheidt zich als de ongewoonste track, terwijl Stills met ‘Carry On’ in muzikaal opzicht een soort opvolger van ‘Suite: Judy Blue Eyes’ maakt. Aan beide nummers, en aan die van Nash, draagt Young helemaal niets bij. Het korte, akoestische ‘4 + 20′ wordt zelfs door Stills alleen opgenomen. Zijn collega’s besluiten dat het lied goed genoeg is met alleen diens zang en gitaar. Het aardige ‘Everbody I Love You’, de track waarmee het album afsluit, klinkt achter al die klassiekers als een opvullertje.

Meer pit

Hoewel Young slechts aan de helft van de nummers op Déjà Vu meewerkt, zorgen zijn bijdragen wel voor een krachtiger en rauwer album dan het debuut van CSN. Met name dankzij zijn gitaarduels met Stills rocken ‘Almost Cut My Hair’ en ‘Woodstock’ meer dan elk nummer op de voorgaande elpee. De single ‘Ohio’, geschreven door Young naar aanleiding van het Kent State-bloedbad in mei 1970, staat niet op het album. Zonde, want deze protestsong blijft het beste werk dat hij met CSN opnam. ‘Ohio’ had van Déjà Vu een nog beter album gemaakt.

Déjà Vu verschijnt op 11 maart 1970 en bereikt de nummer 1-positie in de Amerikaanse en Nederlandse albumlijsten. Op de inmiddels klassieke hoes staan onder de groepsnaam ook drummer Dallas Taylor en bassist Greg Reeves vermeld. Het duurt niet lang voordat ze vervangen worden, omdat ook zij meer op de voorgrond willen treden.

Amerikaanse Beatles

~

Critici noemen Crosby, Stills, Nash & Young de Amerikaanse Beatles, omdat ieder bandlid op dat moment sterstatus heeft. Maar na een Amerikaanse tour – vastgelegd op het livealbum 4 Way Street, dat in 1971 eveneens bovenaan de albumlijst staat – hebben de vier singer-songwriters genoeg van elkaar. Ieder groepslid brengt in 1970 en 1971 een succesvol soloalbum uit, waarna Crosby & Nash als duo doorgaan en Stills de groep Manassas opricht. Maar het is Young die met zijn legendarische nummer 1-album Harvest de hoogste ogen gooit.

CSN blijkt in de tweede helft van de jaren zeventig tot begin jaren tachtig vooral succesvol als trio. Fans blijven hopen op meer studiowerk met Young, maar die heeft CSN niet meer nodig en zij hem niet. Hoewel de vier in de jaren zeventig nog enkele keren een reünie proberen, duurt het achttien jaar voordat er een tweede studioalbum verschijnt. Ondanks prima bijdragen van Crosby en Young valt American Dream vies tegen. Met een derde album eind jaren negentig revancheren ze zich enigszins, maar het grote publiek en de critici prefereren het solowerk van Young. Hij mag zijn drie collega’s wel dankbaar zijn dat zij hem in 1969 vroegen. Déjà Vu werd in een tumultueuze periode opgenomen, maar de voortdurende populariteit van de oude rocker is begonnen met dat album.