Eerste Amsterdamse Cellobiënnale
Deze week vindt in het Muziekgebouw aan ’t IJ de eerste Amsterdamse cellobiënnale plaats. Naast een concours, masterclasses en lezingen zijn er ook veel concerten. 8WEEKLY doet de hele week verslag.
Woensdag 1 november
Een pluim voor de dames
Het woensdagavondrecital van de cellobiënnale is een waar gevecht. Om te beginnen moet de beschikbare speeltijd worden opgedeeld tussen twee aan elkaar gewaagde duo’s, namelijk Quirine Viersen (cello) en Markus Schirmer (piano) voor de pauze en Dmitry Ferschtman en zijn briljante pianiste (en echtgenote) Mila Baslawskaja na de pauze. Het lijkt proppen om alle goede cellisten in één festival te krijgen. Maar daarnaast bespeurt onze recensent ook een battle of sexes..
Voor de pauze worden de Arpeggione-sonate D 821 van Franz Schubert en de tweede sonate in g op. 5 nr. 2 van Ludwig van Beethoven gespeeld. Na de pauze worden romances van Glinka, Tsjakovski en Rachmaninov ten gehore gebracht. De avond wordt afgesloten met de sonate voor cello en piano in d op. 40 van Dmitri Sjostakovitsj.
Ferschtman en Baslawskaja |
Als publiek moet je tijdens de cellobiënnale goed bij de les blijven. Doe je dat niet, dan ontgaat je veel. Zo betreedt Maarten Mostert, artistiek leider van de biënnale, voor aanvang van het concert enigszins beschaamd het podium met de mededeling dat de volgorde van de twee sonates voor de pauze verandert en roept vervolgens Dmitry Ferschtman voorafgaand aan de romances van Rachmaninov dat hij deze stukken opdraagt aan de jarige en bevriende dirigent Lev Markiz.
Zet vier musici van naam aan een ‘dubbelrecital’ voor cello en piano en je concert wordt een succes. Aanvankelijk ietwat schutterig en zoekend tijdens het eerste deel van Schuberts cellosonate komt Quirine Vierssen later toch goed in haar spel. Ze leidt de sonate en het publiek komt ogen en oren te kort. Het is mooi om te zien hoe ze volledig geconcentreerd de muziek in zich opneemt en ook fysiek anticipeert op de klanken van haar piano-opponent. Ook de Oostenrijkse Markus Schirmer zoekt in het begin naar soepel begaanbare paden, al loopt het pedaal aanvankelijk niet lekker. Hij kleeft, met broeierig en plakkerig pianospel als gevolg. Gelukkig weet Schirmer dit mankement snel te herstellen en is hiervan tijdens de rest van hun optreden niets meer te merken. De vroege Beethoven- sonate wordt muzikaal mooi voorgedragen, al komt de onbekendheid van het werk de concentratie van het publiek niet ten goede.
Na de pauze zijn het Dmitry Ferschtman en zijn vrouw Mila Baslawskaja die van zich laten horen. Ze spelen enkele door henzelf voor cello en piano gearrangeerde romances van Glinka, Tsjaikovski en Rachmaninov. Deze muziek is wel wat erg voorspelbaar, maar Baslawskaja redt de avond. Wat een fantastische pianiste is dit. Ze twinkelt, prikkelt, schreeuwt en fluistert zonder enig cynisme of ironie. Haar pianospel komt ook Sjostakovitsj ten goede waardoor het publiek tevreden fluitend huiswaarts keert. De strijd der seksen is wederom in het voordeel van de vrouwen beslist.
(2 november 2006)
Zaterdag 28 oktober
Openingsconcert – Conjunto Iberico
“We hebben het programma veranderd”, roept dirigent Ariszcuren de zaal in. “U krijgt nu eerst De Falla, dan Glass, dan Abril en ten slotte Goebaidoelina.” Hij draait zich om en gaat door. De zaal blijft in lichte verwarring achter. Waarom Ariszcuren tot deze verandering overgaat, is onbekend.
Elias Ariszcuren |
Vanavond is het openingsconcert van de Eerste Amsterdamse cellobiënnale in het Muziekgebouw aan ’t IJ en Conjunto Ibérico heeft de eer deze te verzorgen. Dit in 1989 door cellist/dirigent Elias Arizcuren opgerichte cello-octet speelt vanavond werken van verschillende componisten uit de twintigste eeuw, waarbij de Spanjaarden de boventoon voeren. Dit betekent veel liederen van Roberto Gerhard, Garcia Abril, Manuel de Falla, Heitor Villa Lobos en Cristobal Halffter. Verder staan ook werken van onder andere Sofia Goebaidoelina, Philip Glass en Paul Hindemith op het programma.
Een absolute uitschieter voor de pauze zijn de Tres Canciones Espanolas van Garcia Abril (1933), op gedichten van Federico Garcia Lorca. Deze componist overtuigt in klankkleur, dynamiek en ritmiek. Zijn liederen zijn zwoel, dansen en prikkelen, maar dat alles wel met mate. Een ingehouden sensualiteit die overtuigt en de zaal meekrijgt. Wel jammer dat mezzosopraan Elena Gragera vaak wordt bedolven onder de misschien wat al te overtuigende en soms zelfs welhaast sadistische jammerklank van de acht celli. Dolenthousiast maant het publiek Abril na afloop op het podium te komen maar hij weigert om vanaf de derde rij van het balkon aan de afdaling te beginnen.
Na de pauze krijgen de solistische mogelijkheden van de cello ruim baan. Ralph Kirschbaum weet met prachtige diepe, krachtige streken het instrument te laten zingen. Werkelijk schitterend is de manier waarop hij vorm geeft aan de solosonate opus 25 nummer van Paul Hindemith. Zijn spel overtuigt, is doorleefd en ook het publiek voelt dat: een staande ovatie valt Kirschbaum ten deel. De avond eindigt met Fandango voor acht celli van de Spaanse componist Cristobal Halffter (1930). Dat Conjunto Ibérico met dit stuk de avond afsluit is terecht: de compositie is het gezelschap op het lijf geschreven. Wel jammer dat de kwaliteiten van het ensemble pas in het slotstuk van de avond zo sterk wordt benadrukt. Ondanks dit minpuntje een interessant concert.
(1 november 2006)
Zondag 29 oktober
Cellosuites – Bach/Bijlsma
Tijdens de biënnale wordt iedere ochtend, behalve woensdag, om half tien één van de zes beroemde cellosuites van Johann Sebastian Bach ten gehore gebracht. Anner Bijlsma verzorgde op 29 oktober de aftrap met BWV 1007. Onder het motto ‘Bach en breakfast’ zullen vanaf donderdagochtend ook Jean-Guihen Queyras, Colin Carr en Pieter Wispelwey hun tanden zetten in respectievelijk de vierde, vijfde en zesde suite.
Het geheel heeft iets kwetsbaars. Zo’n wat oudere man, het kostbare houten instrument, de grote, overvolle concertzaal met verwachtingsvol, jong publiek en dat alles op de vroege zondagochtend. Half tien, misschien wel veel te vroeg voor een musicus om ingespeeld en wakker te zijn. Het lijkt er echter geen moment op dat Bijlsma ergens last van heeft en getrouw aan zijn reputatie beheerst hij het cellospel ook op de vroege ochtend tot in de finesses.
Werd Bijlsma in het verleden academisch spel verweten, vanochtend combineert hij deze koele, berekenende afstand met grote passie en lichtvoetigheid. Die passie toont hij door opperste concentratie in zijn spel en groot zelfvertrouwen. Zelfs een onverwachtse tussentijdse aanzet tot applaus brengt hem niet van zijn stuk. Met gesloten ogen strijkt hij verder.En de lichtvoetigheid? Zou Bijlsma als groot cellovirtuoos die uitsluitend aanwenden ten faveure van zijn interpretatie of dient het ook een ander doel? Ik zal u het antwoord geven: Bijlsma wendt die aan om de spanning te vergroten. Want spannend is het. Als luisteraar zit je op het puntje van je stoel. De spanning zit hem in de aarzelingen als gevolg van de lichtvoetige speelwijze. Ieder deel van de suite kent in Bijlsma’s uitvoering enkele aarzelende wendingen, waardoor de luisteraar tot het einde toe in spanning blijft of alles wel ten goede zal keren. En dat is de grote kracht van Bijlsma.
(31 oktober 2006)