Garth Risk Hallberg zocht een thuis en vond het
Nippend aan zijn beker koffie – Amerikaans formaat – vraagt Garth Risk Hallberg (1978) wat ik van plan ben met dit interview. Niet om zijn mening erover te geven, maar om te weten of hij genereus kan antwoorden. Natuurlijk, graag zelfs!
Gisteren is hij vanuit Parijs, waar de Franse vertaling van zijn volumineuze roman Stad in brand werd gepresenteerd (‘great party’), aangekomen in Amsterdam. Het is zijn eerste bezoek aan de Nederlandse hoofdstad, die hij tijdens het interview regelmatig gebruikt om zijn antwoorden te verduidelijken, verbanden te leggen of om – wat vaker het geval is – de verschillen met zijn thuishaven aan te stippen: New York City. De stad speelt de eerste viool in zijn roman. En in het leven van de schrijver. Hij woont er samen met zijn vrouw en twee kinderen. Kinderen die opgroeien met grootse architectuur, talloze musea, diverse culturen en volop mogelijkheden, want dat is wat New York voor Hallberg is: een stad waar alles mogelijk is.
Zelf groeide hij op in het zuiden van de Verenigde Staten, in een klein en typisch zuiders stadje waar het panorama van eindeloze aan elkaar geregen velden zijn uitzicht was. Een plek ook waar hij zich een beetje ‘out of place’ voelde. Eigenlijk waren de boeken die hij als kind las de eerste plekken waar hij zich thuis voelde. ‘Ik was een obsessieve lezer. Ik hield van boeken die werelden bouwden, fantasiewerelden waar je een week of twee in mocht vertoeven. En ik hield van boeken die mensen beschreven die, ondanks zo anders dan ik, levensecht waren. Deze mensen werden mijn vrienden.’
Het eerste treffen
Ook Hallbergs eerste kennismaking met New York verliep in letters. Hij las over de stralende stad van na de Tweede Wereldoorlog, tijdens de glamoureuze jaren vijftig en zestig. Een stad die overliep van zelfvertrouwen en waar de sky letterlijk en figuurlijk de limit was. ‘Die ambiance trok mij enorm aan. Het idee van een plek met zoveel mensen en zoveel leven. En anders dan in de boeken van Tolkien en Lewis Caroll bestond deze plek echt, kon ik ernaartoe reizen. Daarbij, Middle-earth behoort toe aan Tolkien, maar New York, dat is van iedereen.’
‘In 1996 kwam ik voor het eerst in the city. Door mijn interesse als tiener in punkrock, had ik veel geleerd over het New York van de jaren zestig en zeventig. Een tijd waarin de stad op veel plaatsen afbrokkelde, een chaotisch oord was. Bommen gingen af, er werd brand gesticht door projectontwikkelaars zodat ze hun droomprojecten konden realiseren, er was hoge werkloosheid, veel drugsgebruik, maar tegelijkertijd was er van alles mogelijk. Het was bijvoorbeeld bestaanbaar gebleken om vanuit het niets zoiets als punkrock te creëren, of hiphop. En tot op de dag van vandaag is de invloed van de moderne kunst, architectuur en theaterkunst afkomstig uit die specifieke tijdsperiode.’
Evenwicht
Het is in deze turbulente tijd dat Stad in brand zich afspeelt en waarin alle bovengenoemde pittige ingrediënten terugkomen. Toen Hallberg midden jaren negentig in New York arriveerde was er van de beide New Yorks die hij door boeken en muziek had leren kennen niets meer over. De grote winkelketens die het straatbeeld bepalen, de boetiekjes, de restaurants – over het algemeen netjes, gestructureerd en minder gevaarlijk.
‘De murder rate in New York is een van de laagste in Amerika. En laat ik duidelijk zijn, die veiligheid is iets goeds, maar met die zekerheid is er ook iets verdwenen. Het besef van wat er mogelijk is om uit het leven te halen lijkt… getemperd. Het is niet de taak van de romancier om daar oordelen over uit te spreken, maar om er vragen over op te roepen. Kijk, iedere winst draagt verlies in zich. Tijdens de jaren zeventig werden er zulke ongelooflijke dingen gemaakt, vanuit de chaos toentertijd ontstond creativiteit, mensen die samenkwamen, community’s vormden en ergens voor stonden. Dat is nu minder, de stad lijkt soms wat ingedut, maar daarentegen is de algemene levensstandaard omhoog gegaan. Een zekere balans is voor veel mensen fijn.’
Geven en nemen
New York neemt, maar geeft ook. Dat heeft de achtendertigjarige schrijver zelf ondervonden. We schrijven 2003, twee jaar na de aanslagen op het World Trade Center. Terwijl hij in de bus zit, luisterend naar muziek, schiet het idee voor Stad in brand door zijn hoofd. Hallberg weet het nog precies: ‘Ik keek naar de skyline en het was alsof deze tegen mij zei:
Kom maar, jij die je nooit ergens thuis gevoeld hebt, dit kan je thuis worden.
Maar onderwijl, kijkend naar dat stadsgezicht dat iedereen kent, realiseerde ik me dat er iets ontbrak. Er was een gat, er was iets verloren, een zekere balans; de twee hoogste gebouwen van de stad waren verdwenen.’
‘Met het instorten van het World Trade Center was de stad als een schip zonder masten. Wanneer je er nu naar kijkt, is het schip weer in balans, maar toentertijd hingen we tussen verschillende mogelijkheden in. We konden die of die kant op. Net toen ik dat overdacht kwam er een nummer van Billy Joel op mijn iPod voorbij, Miami 2017. Het nummer gaat over de seventies in New York, waar de zanger, veertig jaar later in 2017, op terugblikt. In die song wordt de stad afgeschilderd als ruw en gevaarlijk, maar onder die vaststelling schuilt een vreemd verlangen naar de periode waarin het verhaal nog alle kanten op kon, waarin alle wegen open waren. En ik dacht: dit is een boek. We leven in eenzelfde tijd. Heb je Twin Peaks gezien? Daar zit een moment in waarin The Giant tegen de dwerg zegt (zet een stemmetje op): “It is happening again.” Dat zinnetje bezorgt me nog altijd kippenvel.’
De vondst
‘Voor mij waren er vier lagen van tijd: er was 2003, dat moment, er was 2001, de aanslagen, er was 1996 toen ik voor het eerst New York bezocht en 1977, de periode waarin het Billy Joel nummer uitkwam, en al die lagen resoneerden met elkaar. Ik zag het boek voor me. Al die verschillende karakters uit verschillende delen van de stad die zich in het midden van eenzelfde storm bevonden. Ik zag het, en ik wist: niemand anders ziet dit en niemand anders gaat deze connectie zien, tenzij ik het opschrijf.’
In de vijf minuten die het nummert duurt, trekt het boek aan Hallberg voorbij. Hij snelt de bus uit om in een park aantekeningen te maken, vergeet de afspraak die hij eigenlijk had. Toch duurt het nog vier jaar voordat hij fulltime aan het boek begint te werken.
‘Ik was 24. Een nobody. Ik dacht niet dat ik het zou kunnen. Ik sloot het af. Over tien jaar, misschien dat ik er dan klaar voor was en het niet zou ruïneren.’
Hallberg was er eerder klaar voor en schreef vanaf 2007 iedere ochtend aan zijn manuscript. Als bijbaantje schonk hij koffie. Zoveel toewijding en doorzettingsvermogen om zijn voor ogen hebbende boek op papier te krijgen. Al dacht hij nog steeds dat het niet-publiceerbaar zou zijn. Zulke dikke boeken, die worden tegenwoordig toch niet meer geschreven? Toch schreef hij het en wordt het op dit moment over het algemeen met gejuich ontvangen.
In New York, vindt Hallberg, begint het leven na 9/11 weer zijn normale beloop te krijgen. De hysterie van de afgelopen jaren is opgetrokken, de stad doet hem weer denken aan de plek die hij, twintig jaar geleden, voor het eerst bezocht. Er is een balans. En dat is goed. Mensen willen het liefst in een aangename en veilige stad leven. Dat is wat New York op dit ogenblik is. Al is hij er ook van overtuigd dat het ooit weer om zal slaan en de geschiedenis zich herhaalt. Wellicht schrijft Hallberg dan nogmaals zo’n zelfde boek. Of misschien houdt hij het, in plaats van ruim 1000 bladzijden, gewoon bij een simpel zinnetje dat alles samenvat: It is happening again.