IFFR 2007
4 februari
De Scandinavische selectie
De Scandinavische film is doorgaans op het IFFR ondervertegenwoordigd. Dit jaar was er echter een redelijk omvangrijke, maar wisselvallige selectie.
De moreel verwerpelijke animatiefilm Princess was een dieptepunt, net als Thomas Villum Jensens nieuwste komedie Clash of Egos (Sprængfarlig bombe, 2006), een platte filmindustrie-satire zonder angel. Beide waren al aangekocht voor reguliere distributie later dit jaar, een voorrecht dat sommige van de betere films niet genieten.
Parents |
Het IJslandse tweeluik Children (Börn, 2006) en Parents (Foreldrar, 2007) bijvoorbeeld was in alle opzichten gewaagder, oprechter en interessanter. Hier wordt de IJslandse maatschappij kritisch onder de loep genomen in een reeks uit het leven gegrepen situaties. De films, in samenwerking met een theatergezelschap gemaakt, zijn duidelijk op de leest van Leigh en Cassavettes geschoeide improvisatiefilms waarin de acteurs de dienst uitmaken. Vooral in Parents gaat dit soms ten koste van de narratieve kracht, maar beide films zijn interessante pogingen tot vernieuwing in de IJslandse cinema. Een ander nadeel is, zoals zo vaak in Scandinavische films, de wat geforceerde verwikkelingen en gemaakte humor.
Fascinerende mengeling
De Deense nepdocumentaire AFR (2007), een van de winnaars van een Tiger Award en dus ook later op het grote doek te zien, durfde de fictieve moord op de huidige Deense premier door een sadomasochistische, homoseksuele ex-partner (eveneens fictief, door de regisseur gespeeld) te verbeelden. Enige achtergrondkennis maakt de film toegankelijker, maar de secure en geloofwaardige mengeling van echt en gefingeerd archiefmateriaal maakt er een fascinerend schouwspel van.
Het Noorse Reprise (2006, ook al aangekocht) was voor Noorse begrippen ook geloofwaardig en oprecht: dit relaas van een groepje twintigers waarvan er twee hun entree in de literaire wereld maken is uitmuntend geacteerd en, ondanks wat onnodige stijlgrepen, een aardige bijdrage aan serieuze cinema in het hoge Noorden. (Paul Caspers)
De meeste van de 300 korte films (shorts) die dit jaar vertoond werden hadden een kunstzinnig karakter, een experimentele inslag en/of zijn de eerste stappen van een nieuwe generatie filmmakers.
Bioscoop Lantaren/Venster was het middelpunt van kunst en nieuwe ontwikkelingen; gedurende het hele festival de ontmoetingsplek en broedplaats voor makers, producenten en bezoekers. De vertoningen weken af van het normale programma en waren er vooral op gericht de bezoeker zelf te laten ontdekken.
Er waren maar liefst 28 verzamelprogramma’s; non-stop projecties of juist prikkelende performances gaven de bezoeker alle kans om vrijelijk te flaneren temidden van het filmvariété. Alle makers waren erop uit iets van zichzelf te laten zien of iets bij het publiek los te maken. Het experiment, de abstractie, of de idee stond voorop in de uitwerking van alle shorts.
Vinil Verde |
Dat korte films vaak uitwerkingen van persoonlijke fantasieën zijn laten You Can Walk Too en Vinil Verde bijvoorbeeld goed zien. In You Can Walk Too (Spanje, 2006) van de kunstenares Cristina Lucas zijn rechtstandig paraderende honden op de maat van flamencomuziek te zien. Een grappige korte film die de dieren een onverwachte menselijke gestalte geeft. Heel anders is Vinil Verde (Brazilië, 2006) van Kleber Mendonca Filho, onderdeel van ‘Shorts Profile’, waarin het oeuvre van de maker extra aandacht krijgt. Het is een wreed sprookje vol horror waarin de fantasie van een klein meisje en een doos vol oude grammofoonplaten tot angstaanjagende gebeurtenissen leidt.
Observatie
Er zijn ook makers die kiezen voor zuivere observatie: Exit (Noorwegen/Griekenland, 2006), het zeer korte filmpje van Michel Pavlou, is zo’n juweeltje. Herkenbaar voor iedereen die regelmatig in de spits de deur uitgaat. Net zo herkenbaar is WHIRR (Duitsland, 2006), van Timo Katz, die het standaard rijtjeshuis in stop-motion onder de loep neemt. Gepolijst en meer onderzoekend is het werk van Peter Garfield Deep Space One (VS, 2007). Vanuit drie perspectieven maakt de kijker een reis door een deels denkbeeldig, deels herkenbaar, fotografisch landschap van muren, kamers en ruige natuur. Als in een laboratorium wordt de kijker voortgetrokken door de scènes die wisselend worden opgebouwd of afgebroken, en steeds weer anders geënsceneerd zijn. Een vervreemdend en verwarrend maar wonderschoon kunstwerk met een wonderlijke detaillering en vergankelijkheid ineen.
Ruwer en soms onhandig maar ook vol vreemd (foto)realisme zijn de in lange takes gedraaide, op tableaux-vivants lijkende scènes in Daydream (GB, 2007). Kunstenaars Joe Lawlor en Christine Molloy (Desperate Optimists) werkten samen aan dit project met 150 vrijwillige acteurs. Liverpool staat centraal in een aantal gestileerde aktes: een popconcert, verdwaalde tieners en een orakel in het bos. Een fraaie collage van locaties en mensen die samen de stad, de bewoners en hun verbintenis met de omgeving poëtisch verbeelden. (Antoinette van Oort)
3 februari
Johnnie To, koning van de genrefilm
Koelbloedige maffiosi, harde actie, dreigende taal. Dure auto’s en veel dichtslaande deuren, handlangers, ‘ooms’ en één vrouw in een minieme bijrol: welkom in het Hongkong van de eenentwintigste eeuw.
In Election 2 is de tweejaarlijkse verkiezingscampagne van een van de triades (Chinese gangsterorganisatie) losgebarsten en ‘eerlijk en transparant’ zegt de kandidaten bijzonder weinig. Huidige voorzitter Lok wil aanblijven, al is herverkiezing niet toegestaan. Zakenman en glamourboy Jimmy heeft het leiderschap nodig voor zijn business in China. Een nietsontziende strijd om de macht barst los, die even rauw als enerverend is.
Johnnie To |
De man die dit althans op film in goede banen leidt is Johnnie To, een van de twee Filmmakers in Focus tijdens het afgelopen IFFR. Dat betekent bovengemiddelde aandacht voor (het werk van) een regisseur, wiens oeuvre nog onbekend is in Nederland, en die bovendien met bijzondere nieuwe films komt. Op het festival worden maar liefst veertien To-titels vertoond. Nu valt over de bijzonderheid van To’s films afzonderlijk wellicht te twisten, het verloop van zijn carrière en de veelzijdigheid van zijn oeuvre zijn beslist opmerkelijk.
Populariteit als graadmeter
Johnnie To (1955) begon zijn loopbaan als loopjongen bij televisiestation TVB in HongKong, werkte tien jaar als televisieregisseur en stapte in 1986 over op Cinema City, een commercieel productiehuis. Daar regisseerde hij een twintigtal films – gemiddeld twee per jaar – variërend van actie-comedy tot sentimentele romantiek en stuk voor stuk kassuccessen in HongKong. Halverwege de jaren ’90 richtte hij samen met regisseur en scenarist Wai Ka-fai zijn eigen productiemaatschappij op, Milkyway Image. Sindsdien wordt door critici over To gesproken in termen van vóór en na Milkyway, en heeft To’s carrière ook in het Westerse filmcircuit een bescheiden vlucht genomen.
To voelt als geen ander aan wat het grote publiek wil zien; dat leerde en bewees hij keer op keer in de twee decennia voor de oprichting van Milkyway Image. Sindsdien weet hij die kwaliteit in zijn werk te combineren met een meerlagigheid en diepgang die ook filmcritici bevalt. To maakt onmiskenbaar genrefilms: een ziekenhuisdrama (Help!!!, 2000), een huurmoordenaarsfilm (Fulltime Killer, 2001), een judofilm (Throw Down, 2004) en gangsterfilms (Election, 2005 en Election 2, 2006).
Election 2 |
Maar tegelijkertijd gaat hij in zeker zin voorbij aan, of deconstrueert hij, dat genre. Zo gaan beide Elections over gangsters, maar echte helden zitten er niet bij. Hoewel de verkiezing beide keren tot een min of meer bevredigend einde wordt gebracht, is de pyrrusoverwinning precair. De realistische filmstijl maakt duidelijk dat koele berekening en eigenbelang essentieel zijn om te overleven in maffioos Hongkong. Eer en rechtvaardigheid doen er niet toe. Elkaar de hand boven het hoofd houden zoals een ‘Godfather’ of ‘Soprano’ nog wel eens wil doen, is er niet bij.
Hollykong?
Johnnie To’s onuitputtelijke genrezege vergelijken of zelfs plaatsen in de genretraditie van Hollywood ligt voor de hand. Maar van Hollywood moet de leading man van de filmindustrie in Hongkong niets weten. Hij prijst zich gelukkig met de werkwijze die Milkyway Image zich kan veroorloven: “Flexibility is everything! (…) Everything can change, all at once (…) Hollywood can’t do this. But we can: ‘we’ can change things whenever we want.”
Inspiratiebron is en blijft Hongkong, al heeft To vast goed gekeken naar The Godfather en consorten. Election en vooral Election 2 doen, ondanks de typisch Hongkongse triadethematiek, Amerikaans aan. Vooral de scènes waarin de heren maffiosi om de tafel zitten: gedempt licht, rood-zwarte achtergrond, wijn en whisky op het glimmende ovale tafelblad. Of misschien spreekt hier een zeker mate van conditionalisering uit en doet het veeleer ‘genre-esk’ aan. Hoe het ook zij, beide delen staan garant voor een toegankelijk edoch intelligent staaltje voortvarende actie en geweld. De treffende titel zegt eigenlijk al genoeg en meer hoef je niet te weten om het strijdgewoel over je heen te laten komen. Here’s Johnnie! (Marjanne de Haan)