IDFA 2006
De negentiende editie van het documentairefestival IDFA – dit jaar van 23 november tot en met 3 december – zit er weer op. 8WEEKLY zat er bovenop, met verslagen van de beste documentaires, geselecteerd uit een groot aanbod dat stilistisch interessant, vernieuwend of maatschappelijk relevant is.
11 december 2006
Du soleil en hiver (Sun in Winter)
(Samuel Collardy, 2005 • Idfacademy film programme)
In Du soleil en hiver vormt een besneeuwde boerderij in een smetteloos wit berglandschap het decor van het leven van de Franse boer Michel. We zien wat we verwachten van een boer in de zware wintertijd: een nors, mokkend, door het leven getekend mens aan het werk met zijn koeien.
Maar dan komt de jonge Francis in beeld: Michels hulp in de leer. Aanvankelijk in de schoolbanken van de agrarische opleiding die hij volgt, maar al snel samen aan het werk met Michel. En tussen de noeste arbeid door zien we hoe de stugge Michel zichtbaar opbloeit door de aanwezigheid van de vrolijke bakvis Francis. We horen ze liedjes zingen, zien ze sneeuwbalgevechten houden, en al hoofdschuddend constateert Michel tijdens het observeren van Francis’ arbeid dat de standaard tegenwoordig niet meer is wat het geweest is. Maar het maakt allemaal niet uit: Francis is de toekomst en die is zo slecht nog niet.De documentaire is filmisch te noemen. De nadruk ligt op het weergeven van tijdloze beelden die de illusie wekken dat het hier in de bergen al eeuwen zo gaat: dampende koeien, briezende paarden, opstuivend hooi (alleen de Adidas trui van Francis verklapt dat we ons in het hier en nu bevinden). Toch reserveert de maker genoeg tijd om het ontdooiingsproces van Michel in beeld te brengen. En dat is, gezien de lengte van de film (17 minuten) een prestatie te noemen, en bovendien een bewijs dat lengte niet bepalend is voor kwaliteit. De film is kort, maar lang genoeg om even te ontsnappen aan de realiteit: in de donkere bioscoop in een stinkende stad schijnt heel even een waterige zon aan een kraakheldere hemel. En zelden zijn beelden van zoveel kou zo hartverwarmend geweest. (MR)
Pasolini prossimo nostro (Pasolini Next to Us)
(Guiseppe Bertolucci, 2006)
Pasolini prossimo nostro is een film waar niet iedereen mee uit de voeten kan. Het is bij voorbaat belangrijk om te weten wie Pier Paolo Pasolini is en het is ook wel meegenomen om het een en ander te weten over zijn meest omstreden film Saló o le 120 giornate di sodoma.
Over deze film praat Pasolini een uur lang in Pasolini prossimo nostro (Pasolini naast ons) en onderwijl zien we archiefbeelden van de set toendertijd en heel veel foto’s uit de film voorbijkomen. Op de geluidsband geeft Pasolini uitleg over deze belangwekkende film uit 1975, naar het werk van Markies De Sade.Het gaat in de film over onderwerpen als sadomasochisme, commercialisering, macht en fascisme. Over het hoe en waarom vertelt Pasolini op een filosofische en bijna profetische manier. Deze film is voor fans van de zware en onappetijtelijke Pasolinifilm een must. Mensen die niet met de film of met de filmmaker bekend zijn, hebben niets te zoeken bij deze fotocollage met geluidsband eronder. Jammer, want de filmmaker had er meer van kunnen maken, omdat grote, hedendaagse thema’s in Saló tijdloos worden verbeeld. Deze film en haar maker hadden een betere ode verdient. Saillant detail nog is dat Pasolini prossimo nostro is gemaakt door Guiseppe Bertolucci, en dat is weer de broer van die andere grote Italiaanse regisseur van neo-realisme Bernardo Bertolucci. Hij had hem misschien beter om advies kunnen vragen, voordat hij zich hieraan vergreep. (AvO)
Beyond Beats and Rhymes:
A Hip-Hop Head Weights in on Manhood in Hip-Hop Culture
(Byron Hurt, 2006 • DOC U!)
Niggaz with Attitude (NWA), EPMD en Public Enemy: allemaal ruige negers die zich in zwart hulden en over de misstanden in de getto rapten. Waar zijn ze gebleven? En waar zijn de vrolijke jongens van De la Soul en A Tribe Called Quest gebleven, die rapten over de liefde en zelfs over vrede op aarde?
Als we nu The Box of MTV aanzetten is het enige wat we zien over elkaar rollende vrouwen in hotpants en bikini’s en in goud en juwelen uitgedoste rappers, die het liefst zo hard mogelijk op de drillende billen van de meiden slaan. Zij worden in de teksten aangeduid als bitches en hoes. Verder gaan de teksten voornamelijk over hoe stoer ze zelf zijn en hoe graag ze hun vijanden willen doodschieten.
Voormalig hiphopfan en American footballspeler Byron Hurt zag het schaamtevol en met lede ogen aan, totdat hij op een dag besloot dat hij er iets aan wilde doen. Hij stelde een filmcrew samen, deed de stoute schoenen en begaf zich met zijn entourage in de verbijsterende wereld van de hedendaagse hiphopwereld.Het resultaat mag er wezen. De interviews met een paar van de hedendaagse hiphophelden als Busta Rhymes, Jadakiss, Mos Def en Talib Kweli zijn, dankzij de voor hen gevoelige onderwerpen als vrouwenonderwerping en homo’s in de rapwereld, al de moeite waard. Als Byran Hurt aan Busta Rhymes vraagt waarom er geen homo’s zijn in de rapwereld en of zij dan zo homofoob zijn dat anderen niet uit de kast durven komen, geeft deze een aparte reactie. Hij wil er niets over kwijt en zodra Byran erover doorvraagt loopt Busta gewoon de kamer uit. Een gevoelig onderwerp dus.
En dan het onderwerp ‘vrouwonvriendelijkheid’. Als Byron de dames van de videoclips aan het woord laat zeggen ze allemaal hetzelfde: ze lopen er helemaal niet bij als hoeren en ze hebben juist klasse. Het geeft ze een goed gevoel om er mooi en vrouwelijk bij te lopen. Maar als de vrouwen in hun bikinitopjes daarna verder over straat lopen, worden ze wel continu in hun billen geknepen en op andere manieren lastig gevallen. Ze vragen er dus eigenlijk zelf om, als ze in de rapvideo’s op tv zwoel en likkebaardend de camera’s in kijken, wil Hurt zeggen.
Eye-opener
Verder heeft Byron Hurt het in Beyond Beats and Rhymes over het geweld in de teksten welke volgens hem zijn terug te voeren op de gewelddadige cultuur binnen de VS, het land waar rap is ontstaan. Dat is eigenlijk het enige wat al bij voorbaat vaststond en waarop deze documentaire geen nieuw licht laat schijnen. Wat ten slotte nog wel voorbijkomt, en eigenlijk het meest opmerkelijke is aan deze documentaire, is dat de eigenlijke schuldigen van deze ‘exploitatie’ toch weer die blanken blijken te zijn. Terecht wijst Byron op het feit dat de platenmaatschappijen en televisiestations in handen zijn van blanke directeuren die uit zijn op geld verdienen. En daar heeft hij een punt. Er zijn op straat genoeg rappers die rappen over het harde leven in de getto of over de politieke situatie, maar omdat sex en geweld verkoopt komen deze jongens er niet aan te pas bij de platina-albumverkopers als 50 Cent, Snoop Dogg, Ludacriss, Nelly en Fat Joe – allemaal dankzij het machtige en conservatieve establishment van de mediabonzen dus. Niet verbijsterend bijzonder, maar toch wel een eye-opener.
En zo heeft Byron Hurt toch wat hij wilde, namelijk de keerzijde tonen van wat wij op televisie dagelijks voorbij zien komen op de muziekkanalen. Hij heeft een mooi kijkje gegeven in deze bijzondere maar vrij gesloten subcultuur, en het is dan ook te prijzen dat hij is blijven wroeten in de juiste doofpotten om voor iedereen de waarheid te kunnen tonen. (AvO)
9 december 2006
TV Junkie
(Michael Cain + Matt Radecki, 2005 • 104 min.)
Rick Kirkham (1958) kocht op zijn veertiende een camera en hield vanaf dat moment een videodagboek bij, wat neerkwam op het filmen van bijna alles. Uit het ruim 3000 uur (!) durende ruwe materiaal dat het opleverde hebben de documentairemakers zijn levensverhaal gefilterd. Zij laten ons weten: ‘Rick never watched any of it’. Had hij dat nou maar gedaan: wie weet had hij zijn noodlot kunnen afwenden.
TV Junkie introduceert Rick Kirkham als de verpersoonlijking van de Amerikaanse Droom, een talentvolle, vrolijke jongeman that has it all: een moordbaan als verslaggever, een mooie vrouw en twee gezonde zonen. Als een Hollywoodfilm trekt het aan ons voorbij: een droombruiloft, de geboorte van zijn zoons, het betrekken van een ruim appartement, telkens begeleid met commentaar van Kirkham en aangevuld met tv-fragmenten waarin hij, als celebrity, te zien was: talkshows, sterrenslag en allerhande waaghalzerij uit de show Inside Edition waarvoor Kirkham stunts uithaalde.Maar, zoals het een echt Hollywoodscenario betaamt: ergens gaat het fout. Een aanwijsbaar tijdstip is er niet, en een aanwijsbare reden evenmin maar duidelijk is dat Kirkham steeds vaker zijn toevlucht zoekt tot drugs. En dan gaat het snel: in schijnbaar korte tijd glijdt hij af tot niets meer dan een crackhead. Aanvankelijk blijft hij in zijn rol als ‘objectief verslaggever’, maar alle zelfreflectie ten spijt legt de camera op een dag vast dat de politie hem komt halen. En hiermee zijn we getuige van de alles verterende neerwaartse spiraal, de hopeloze strijd tussen twee geliefden en, het meest schrijnende van het hele verhaal, het vergooien van een gelukkige jeugd van twee kinderen.
De vraag is wat de documentaire ons wil vertellen, behalve het bekende Don’t do drugs. De film is een typische Amerikaanse draak geworden, vol moralistische bombast. Met het enkele verschil dat het je toch wel raakt en een tijd lang blijft nadreunen. De perfecte anti-drugsfilm dus. In Amerika waren ze er gek op. Daar won de film de Special Jury Prijs op het Sundance Film Festival. IDFA pikte het op, maar aan het steeds dunner wordende publiek was te zien dat Nederland hier niet warm voor loopt. (MR)
The End of the Neubacher Project
(Marcus J. Carney, AUS/NL 2006 • First Appearance)
Elk jaar weer biedt het festival een blik op verre landen en gebeurtenissen, waarbij grotere verbanden gelegd worden of juist ingezoomd wordt op een thema. Hierbij vergeet je als kijker wel eens hoe gekleurd of frustrerend de werkelijkheid voor de maker kan zijn. Alleen al daarom is The End of the Neubacher Project interessant.
Marcus J. Carney schaamt zich niet om zijn ultra-persoonlijke werkelijkheid te laten zien. Als kleinzoon van een Oostenrijkse nazifamilie wil hij het stilzwijgen van het familieverleden doorbreken, de ontkenningsmechanismen van de nog levende familieleden onderzoeken en doorgronden.
Marcus Carney |
Zijn start was in 2000, op een IDFA Workshop, waar hij met een trailer deelnam aan een pitch. Hij kreeg daar goede reacties op maar vervolgens gebeurde er niets meer. Een felle impressie van die pitch is te zien tijdens de opening van de huidige film. De trailer uit 2000 wordt na de screening tijdens de Question & Answer aan de zaal getoond. Het illustreert goed hoe Carney, zelf een van de hoofdpersonen in The End of the Neubacher Project de afgelopen jaren is veranderd. De regisseur – die voor de zaal het woord voert – is ouder en wijzer geworden. Zijn eigen commentaar op de oorspronkelijke trailer: “ik ben blij dat ik die muziek niet gebruikt heb”.
Zes jaar zoeken naar geld en onverwachte emotionele confrontaties hebben hem er gelukkig niet van weerhouden de film uiteindelijk toch te maken. Gedurende die zes jaar zijn Carneys grootmoeder en moeder beiden overleden. Emotionele gebeurtenissen, zeker als je een film wilt maken die de familiegeschiedenis openbreekt. Carney: “Ik begon boos en depressief aan een film over mijn opa en mijn oom, maar kwam er gaandeweg achter dat ik eigenlijk contact zocht met mijn moeder, zo is het uiteindelijk een film over mijn moeder geworden”.
Diepgaand
Met het weinige geld dat er was duurde het vier jaar om de film te draaien en nog eens twee jaar om hem af te maken. Twee jaar die emotioneel van de regisseur het uiterste hebben gevergd. De film kreeg een onverwachte draai door de ziekte en dood van zijn moeder. Haar leven is getekend door haar moeder, vader en oom; allemaal nazi’s uit een vooraanstaand milieu in het Oostenrijk van voor en tijdens de Anschluss (1938-1945). Haar vader was directeur van de Weense dierentuin, zijn broer de katholieke nazi-burgemeester van Wenen. Hij maakte ook onder Hitler carrière en was o.a. verantwoordelijk voor de aankoop van het terrein waarop concentratiekamp Mauthausen is gebouwd.
Grootmoeder en moeder |
Het nazi-verleden van de Neubachers gaat diep. Zo diep dat Carneys grootvader zijn moeder kort na de oorlog onder druk zet met de woorden “als je ooit met een Amerikaan of Jood trouwt schiet ik je dood met mijn geweer”. Na zijn dood trouwt zijn moeder uiteindelijk toch met een Amerikaan, Carney wordt geboren maar het huwelijk loopt stuk en moeder en zoon keren terug naar Oostenrijk. Carney: “Ik heb mezelf altijd vreemd gevoeld in Wenen, omgeven door mensen die alleen stil zijn en zich altijd schamen”.
The End of the Neubacher Project heeft Carney helpen afrekenen met zijn demonen. Het is een film die doorgaat waar andere filmers misschien wel stoppen. Het sterfbed van zijn moeder is integer in beeld gebracht en staat symbool voor het stilzwijgen in de hele natie. “Het is een verhaal geworden met een therapeutische kant,” zegt Carney, “maar ook met een politiek historische context, misschien wel verplichting; het gebeurt nog steeds. De première komend voorjaar in Oostenrijk zal zeker stof doen opwaaien”.
Carney gaat de film wel van te voren laten zien aan zijn neef, de kleinzoon van
de nazi-burgemeester. Carney: “Om hem voor te bereiden. Want hij gaat straks of hij wil of niet het jachtgeweer van Goring erven”. Wie de film niet op het festival heeft gezien kan hem in de toekomst op tv verwachten: de IKON heeft de film als eerste aangekocht. (AvO)