Hong Kong Panorama 2010
In het Filmmuseum draait tot en met 23 januari het Hong Kong Panorama, een internationaal rondreizend verzamelprogramma met films die recent in Hongkong werden vertoond. 8WEEKLY bespreekt alle films; in dit derde en laatste deel die van Hark Tsui.
INHOUD: Zu: Warriors from the Magic Mountain | Shanghai Blues | Once upon a Time in China I/II/III
Magische wenkbrauwen
Zu: Warriors from the Magic Mountain (Xin shu shan jian ke)
Hark Tsui • 1983
Zu: Warriors from the Magic Mountain zou wel eens de basis geweest kunnen zijn van parodieën op oude kungfufilms. De nagesynchroniseerde dialogen en geluidseffecten, de krijgers die op volstrekt onnatuurlijke wijze door de lucht heen vliegen, het zijn elementen die in de parodieën altijd terug te zien zijn.
Zu is vooral een absurdistische, dolkomische film, en niet alleen door het hoge slapstickgehalte. De film zit vol met knullige special effects die bijna charmant zijn omdat ze doen denken aan het werk van Méliès. Daarbij zijn de bizarre personages die de wereld van de Zu bergen bevolken erg leuk gevonden (zoals ‘Long Brows’, een man met enorm lange en kleverige lasso-wenkbrauwen). Zowel opzettelijk als onopzettelijk is deze vliegensvlugge en soms niet te volgen film erg vermakelijk. Het voordeel hiervan is dat alle gekheid weet te verhullen dat deze film eigenlijk niet zoveel om het lijf heeft. (Anouk Werensteijn)
Terug naar boven
Slapstick met een hart
Shanghai Blues (Shang Hai zhi yen)
Hark Tsui • 1984
Shanghai Blues is zijn ode aan de oude Chinese en Hollywood-komedies uit de jaren dertig en veertig. De film schiet heen en weer tussen extreme slapstick en dramatische liefdesscènes, maar Tsui verliest nooit de controle. Het verhaal begint in 1937, vlak voor de Japanse invasie. Do-re-mi botst in de chaos tegen een meisje aan en samen belanden ze onder een brug. Ze raken aan de praat en beloven elkaar na de oorlog weer hier te ontmoeten. Tien jaar later is Do-re-mi terug in Sjanghai en komt daar in contact met Stool (Sally Yeh, die elke scène steelt waar ze in zit), van wie hij denkt dat zij het bewuste meisje is. Stool dwaalt door de stad en heeft geen plek om te slapen. Dan stuit ze op nachtclubzangeres Shu-shu, die haar in huis neemt, en zo is een driehoeksrelatie geboren.
Tsui raast van het ene moment naar het andere en stopt zijn film vol met typetjes, kluchtige persoonsverwisselingen, communicatiestoornissen, zang- en dansnummers en romantische verwikkelingen. Hij gooit alles op een hoop, maar het werkt wonderwel. Shanghai Blues heeft wel wat weg van Spielbergs 1941, een film met een vergelijkbaar hoog tempo en aan waanzin grenzende energie. Maar waar Spielberg het overzicht in de chaos kwijtraakt, weet Tsui een emotioneel hart te creëren dat je voortdurend bij de les houdt. (Erik Kersten)
Terug naar boven
Een Chinese Robin Hood
Once upon a Time in China (Wong Fei Hung) I/II/III
Hark Tsui • 1991-1993
Er was eens een immens keizerrijk dat bedreigd werd door westers imperialisme en de teloorgang van tradities. Dat is in een notendop de achtergrond waartegen de Once upon a Time in China-serie zich afspeelt. Op de voorgrond demonstreert acteur Jet Li als volksheld Wong Fei Hung vooral zijn vechterskunsten.
Wong was kungfu-meester en traditioneel arts in Foshan in de zuidelijke kustprovincie Kanton, tegenwoordig deel van de agglomeratie rond Macau en Hongkong. Tijdens Wongs leven (1847-1924) dus de regio bij uitstek van waaruit buitenlanders China infiltreerden: Hongkong was immers een Britse en Macau een Portugese kolonie. Dat leverde de nodige spanningen op, die in de films letterlijk en figuurlijk de actie aandrijven. In het eerste deel verzet een lokale gang zich tegen de westerse invloed, in deel twee is het de Witte Lotus-sekte die geweld propageert tegen buitenlanders, en in deel drie plannen de Russen een coup tegen de Chinese gouverneur.
Veelfilmer Hark Tsui schreef alle en regisseerde vier van de uiteindelijk zes films in de serie over Wong in de context van het uiteenvallen van het Chinese rijk. De serie betekende zowel voor Li als Tsui de doorbraak naar het grote (ironisch genoeg ook westerse) publiek. Opvallend is de nationalistische ondertoon – zeker zo kort na de studentenopstand op het Tiananmenplein in Peking in 1989 – al is Tsui’s filmheld Wong vooral een Chinese patriot. ‘Chinezen zijn Chinezen. Westerlingen zijn westerlingen’, merkt hij op in deel een. Dat is nauwelijks vijandig, maar het illustreert wel hoe Wong (en Tsui?) de verhouding tussen China en het Westen ervaart: als een onoverkomelijke kloof tussen normen en tradities.
Wong verwondert zich vooral over de rariteiten van de Europeanen. Zijn Brits geschoolde ‘dertiende tante’ en stille aanbidster Siu-Qan wijst hem de weg. Soep eten in een rijdende trein, op de foto, een pak aan. Het zijn de figuren om Wong heen die de films een politieke kleur geven. In deel twee ontmoet Wong bijvoorbeeld de revolutionair Sun Yat-sen, grondlegger van de Republiek China en leider van de Kwomintang.
Die politiek-historische component onderscheidt de serie van het onder Hongkongse filmmakers gangbare wuxia-genre (een mix van martial arts en oude Chinese mythologie). Denk aan Crouching Tiger, Hidden Dragon (2000) en Hero (2002), die ook buiten China succesvol waren. Maar de Once upon a Time in China-films zijn in de eerste plaats tamelijk rechttoe rechtaan-actiefilms. Zonder de pistoolschoten die je met zo’n titel verwacht, maar inclusief de held die zo zijn eigen idee van rechtvaardigheid nastreeft. En wat voor actie! Jet Li’s kungfu oogt moeiteloos en is spectaculair in beeld gebracht. Onbetwist hoogtepunt zijn de uitgesponnen actiescènes met Chinese draken in de Verboden Stad in deel drie. Wie er wint, is nooit de vraag want Wong is even onbetwist de held. Een Chinese Robin Hood – zelfs als hij met een Engelse paraplu de Witte Lotus-sekte te lijf gaat. (Marjanne de Haan)
Terug naar boven