Comedian Jasper van der Veen toont Toomler-ervaring en wint sterke editie Leids Cabaret Festival
Bij de 41ste editie van het vermaarde Leids Cabaret Festival viel vooral op dat er alleen mannelijke finalisten waren, maar elk met een geheel eigen stijl. Uiteindelijk mocht Amsterdammer Jasper van der Veen zowel de jury- als de publieksprijs mee naar huis nemen.
Ondanks het sterke spel van de deelnemers, dat in eerdere edities nog wel eens tegenviel, bleef de inhoud deze editie van het Leids Cabaret Festival nog vaak aan de oppervlakte drijven. Cabaret dat schuurt, prikkelt, ontwricht of verwart, hoefde men deze editie niet te verwachten. Heel af en toe was er een maatschappelijk kritiekpuntje te horen, maar dat leek meer een verplicht nummer of gekunsteld engagement dan recht uit het hart te komen.
Wat de meeste cabaretiers tegenwoordig, inclusief de finalisten, met elkaar gemeen hebben, is het zogenaamde persoonlijk engagement. Dat betekent een stortvloed aan verhalen over zelfontplooiing, overgoten met een flinke saus ironie. Oprechte ernst zou immers afbreuk kunnen doen aan een gezellig avondje lachen. Ook de setting is vaak weinig spannend: cabaretiers maken de gekste dingen mee in de supermarkt, sportschool, middelbare school, op de bank met hun vriendin of bij ouders thuis. Je zou bijna hopen dat er ook buiten die vierkante kilometer iets te beleven valt, maar blijkbaar is de boze buitenwereld te ingewikkeld om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Kortom, ‘cabaret binnen de lijntjes’, oordeelde de jury in het rapport. Een terechte conclusie.
Tuinbroek
De finale bestond dit keer uit de 21-jarige Gavin Reijnders met zijn programma 21 jaar te jong, de 31-jarige Jasper van der Veen met Paradijsvogel en de 32-jarige Vlaming Senne Guns sloot af met Opus 3. Leeftijd en kwaliteit hoeven lang niet altijd samen te gaan, maar nu was het wel erg duidelijk dat Reijnders de Benjamin van het gezelschap was. Hij heeft een aantal fraaie liedjes in petto, onder meer over stratenmakers en romantiek voor hetero’s, maar verder blijkt vooral dat hij de nodige podiumervaring mist. In een tuinbroek en getooid met een gitaar banjert hij over het toneel, en vertelt hij over Hyves, musicals, snoepjes in hagelslag en trekt op een leuke manier een parallel tussen mannen en avocado’s. Toch oogt het allemaal nog net niet naturel genoeg, en zijn zijn grappen nog te weinig gebouwd op het effect vanuit de zaal. Daardoor blijft het bij genoeg lachmomenten, maar geen golvende lachsalvo’s. Daar kan Reijnders tijdens de finalistentour gelukkig naar hartenlust aan blijven schaven. Zijn innemendheid en charme heeft hij in elk geval mee.
Pyramide
Met Jasper van der Veen staat er gelijk al wat meer branie op het podium. Van der Veen is lid van Comedytrain en dat is duidelijk te merken aan zijn techniek. Zijn grappen zijn snedig, puntig en hij heeft veruit de beste timing van de drie finalisten. Daarmee toont hij aan dat het maken van vlieguren zo ontzettend belangrijk is om het materiaal zo goed mogelijk onder de knie te krijgen. Van der Veen heeft de luxe dat hij wekelijks kan optreden in het Amsterdamse Toomler. Daar wordt hij omringd door de beste cabaretiers en comedians van het moment. In zo’n warm bad is het natuurlijk heerlijk experimenteren. Niet dat Paradijsvogel nou zo’n overdonderende indruk maakt – daarvoor doen de thema’s als de huizenmarkt en hippe feestjes wel erg Amsterdams aan – maar zijn letterlijke omdraaiing van de pyramide van Maslow is een waar hoogtepunt in zijn voorstelling, omdat hij en passant ook een vileine kritische noot uitdeelt aan social media. Van der Veen is een prettige cabaretier om naar te kijken en te luisteren: hij oogt ontspannen en beweeglijk tegelijkertijd. Hij weet precies wat hij aan het doen is op het podium. Vandaar dat hij ook terecht tot winnaar is gekozen van het festival. Het zou hem echter wel sieren als hij voor zijn eerste avondvullende programma iets meer inhoudelijke uitdaging zoekt, zodat hij kan laten zien dat hij meer in zijn mars heeft dan hij nu heeft gedaan.
Finkers, maar dan uit Gent
Het is even schakelen als er ineens een boomlange krullenbol met Vlaamse tongval en met bravoure een fonkelende entree maakt. Nee, Senne Guns is bepaald geen maker die met een lineair verhaal of met een spervuur aan grappen op de proppen komt. In plaats daarvan zijn we getuige van de kronkels in zijn hoofd, wat resulteert in een absurdistisch en muzikaal geheel.
Het doet ergens denken – niet alleen qua uiterlijk – aan Herman Finkers, die eveneens met gortdroge humor en dictie de zaal voor de gek kon houden. Guns houdt ervan om de nar uit te hangen, alleen lijkt het er op dat hij zijn trucje te doorzichtig heeft gemaakt. Guns wil vooral vermaken, maar het programma zou sterker worden als hij daar nog meerdere lagen in weet te bouwen en het publiek in verwarring achterlaat. Nu blijft het vooral bij aardige anekdotes over muilvocht, bewusteloze vrijdag, een stuiterende wasmachine en een horrorschilderij. Ook zijn pianospel mag er zijn, zeker wanneer hij onder de piano zelf ligt, maar wel de juiste toetsen weet te raken. Guns voelt zich op zijn gemak op het podium en dat weet hij goed uit te buiten, onder meer door een leuke interactie met de zaal. Met een goede regisseur zal hij komende jaren nog de nodige stappen kunnen zetten om zijn programma naar een mooi, uitgebalanceerd geheel te maken.