Boeken / Achtergrond
special: Over Reve, Bourdieu en meer bij Spui25

Beetje schrijver aast op vetpot

.

Edwin Praat wil met zo’n titel, die hij zelf een marketingtool zou noemen, duidelijk de aandacht vestigen op zijn dissertatie die hij in het najaar van 2011 verdedigde. Onlangs deed hij Spui25 aan voor zijn korte lezing ‘Gerard Reve en de blinde vlek van Pierre Bourdieu’.

Praat opent met de spagaat waar de Amerikaanse auteur Jonathan Franzen mee kampt: enerzijds blijft hij orthodox geloven in op papier gedrukte tekst, anderzijds gebruikt hij alle moderne media om zijn boeken te promoten. Vervolgens komt Praat met cultuursocioloog Bourdieu (1930-2002) op de proppen om naar de spagaat toe te werken waar het hem om te doen is.

Principiële bohemiens

Bourdieu stelde vast dat een schrijver van oudsher op zijn sacrale eiland dan wel in zijn heilige burcht zat of nog steeds zit, los van dominante moraal, politiek en kerk. Praat had ook naar de ivoren toren kunnen linken. Dat optrekje bevindt zich materieel veilig binnen de maatschappij, maar ideologisch erbuiten en is in één moeite door ook ertegen, haalt er althans de neus voor op.

Bourdieu zag kunstenaars als principiële bohemiens, eventueel in morsig vijfdelig pak, zoals dichter Jean Pierre Rawie. Daar zit volgens Praat de blinde vlek van Bourdieu: tegenwoordig maken kunstenaars er nauwelijks meer een geheim van dat ze geld willen verdienen en desnoods ook niet vies zijn van het grote geld. Van het aloude imago is alleen enigszins overgebleven dat kunstenaars niet geacht worden zich al te gezellig in te laten met machthebbers. Maar het is al niets bijzonders als een bestsellend auteur zich een snelle dure automobiel en een kasteeltje in la douce France veroorlooft.

Conservatief


Bourdieu bleek ook zelf niet vies van de markt toen hij uitgerekend op de tv zijn lezing ‘Sur la télévision’ hield om tegen het commerciële primaat van de kijkcijfers tekeer te gaan. De tv foeterde hij uit voor exhibitionistisch-narcistisch. Zo zocht hij vrienden door tussenkomst van de vijand. Was hij dus niet gewoon een conservatief van een enigszins voorbije generatie?

Volgens Praat nam Reve het voortouw, ongeveer sinds zijn eerste brievenboek Op weg naar het einde, om bij herhaling er open en bloot op te wijzen dat de volksschrijver prachtboeken schreef, maar ook doodgewoon een winkel te bestieren had. Zonder zich publiekelijk zo te afficheren bestierden ook de twee collega’s van Grote Drie hun winkel, net als Wolkers en Haasse, en evenals vóór hen schrijvers als Bordewijk en Vestdijk. Heel wat schrijvers hadden trouwens naast hun literaire werk een baan als universitair docent, advocaat, arts of wat ook. Een beetje bohemien was ook in die tijd al meer een randfiguur.

Twee walletjes

Is het trouwens niet universeel dat er van twee walletjes gegeten kan worden, ondanks uitgesproken voorkeur voor een van die walletjes? De mens houdt het zelden bij dat ene walletje. Hij beschikt over genoeg mobiliteit om van het ene naar het andere te zappen. Iemand kan in zijn beroep onderdanig, thuis autoritair, in de kerk vroom zijn en buitenshuis vreemdgaan, al dan niet met een knagend geweten. Je kan een sterke hang naar zaken uit het verleden hebben (zuivere lucht, fatsoen, minder verkeer, meer natuur), maar niettemin vrolijk deelnemen aan de veranderde wereld van nu. Betovergrootvader zwoer bij de postkoets, maar nam de verfoeide trein als hij tijd wilde winnen.

De vraag is of Praat iets heeft ontdekt wat met de klompen al aangevoeld wordt. Maar goed, wetenschappelijk moet af en toe met enig aplomb bevestigd worden wat voor de simpele burger al klip-en-klaar is. Vandaar waarschijnlijk dat er na de lezing geen vragen waren.