Vakkundig mooie verhalen schrijven
In Nederland debuteren jaarlijks vele ambitieuze schrijvers. Slechts weinigen halen met hun boek een tweede druk. Voor wie positief wordt besproken lonken literaire prijzen en een doorbraak bij het grote publiek. Maar wie zijn nu eigenlijk die namen om in de gaten te houden? Wiens boek oogstte alom lof van de schrijvende media? In een nieuwe interviewreeks met Neerlands meest succesvolle debutanten stelt 8WEEKLY vragen over succes in een kikkerland, ambities en de hooggespannen verwachting van een tweede boek. In dit tweede deel: Bianca Boer, schrijfster van Troost en de geur van koffie.
In 2004 won Bianca Boer de Nieuw Proza prijs, een jaarlijkse prijs voor het beste debuut in een literair tijdschrift. Tot haar grote verrassing: ‘Ik wist niet eens dat ik genomineerd was voor de Nieuw Proza prijs. Ik werd gebeld met de mededeling dat ik een prijs gewonnen had en mijn eerste reactie was: ‘Nee hoor mevrouw, dat kan niet. Ik doe nooit ergens aan mee.”
Na het winnen van deze prijs bleef Bianca Boer verschijnen op de shortlists van uiteenlopende literaire prijzen. Haar eerste boek Troost en de geur van koffie verscheen nu een jaar geleden, en werd genomineerd voor de Selexyz debuutprijs 2008. De bundel met 8 verhalen is door de meeste recensenten zeer positief ontvangen. Het succes is dan ook niet uit de lucht komen vallen, maar het resultaat van doelgerichte arbeid. Schrijven is voor Bianca Boer een vak.
‘Als ik schrijf, ben ik heel gelukkig. Maar het kan me ook heel ongelukkig maken. Zo was het jaar na het verschijnen van mijn boek een moeilijk jaar. Ik had wel ideeën, maar het heeft een tijd geduurd voor ik weer op gang kon komen. Het hielp ook niet dat opeens heel veel mensen gingen informeren hoe ver ik al was met mijn volgende boek, en of dat weer verhalen zouden worden of toch maar een roman. Het heeft al met al een jaar geduurd voor ik alles weer op orde had. Gelukkig gaat het nu weer als vanouds.’
Pikordes
Voor veel van haar verhalen put Bianca uit haar jeugd op het Groningse platteland. Herinneringen uit die tijd verplaatst ze in haar boek op uitvergrote wijze naar het fictieve plaatsje Stittum. Een mooi voorbeeld is het verhaal ‘In Excelsis Deo’, over een kerkkoor waarvan de leden gevangen zitten in een web van onwrikbare sociale controle.‘Na een tijdje kwam ik terug in mijn geboortedorp en ging ik met mijn moeder mee naar de kerk waar het koor zong. Tot mijn verbazing was er helemaal niets veranderd in de samenstelling van het koor. Dezelfde gezichten van jaren geleden, nergens vers bloed. Mijn moeder legde me uit dat je eigenlijk niet weg kan uit zo’n koor omdat er geen nieuwe instroom is. Zo’n situatie waarin iemand door het eigen fatsoen als het ware veroordeeld wordt tot zo’n miniwereld, is dan iets waar later een verhaal uit voortkomt. Of mijn verhalen wat dat betreft gaan veranderen nu ik in Rotterdam woon, weet ik niet, dat zal de tijd leren.’
In veel van Boers verhalen komen menselijke pikordes en wreedheden voor. ‘Ik hou van kleine werelden, en van de plaats die buitenbeentjes innemen in die werelden. Ik heb bijvoorbeeld vijf jaar vakantiewerk gedaan in een koekjesfabriek en heb daar van dichtbij meegemaakt hoe er binnen die wereld een ijzeren rangorde bestaat, waarin de vrouwen die lopende band werk doen helemaal onderaan staan. En binnen die groep bestaat ook weer een eigen pikorde, met kleine maar o zo belangrijke privileges die de statusverschillen aangeven. De manier waarop binnen een fabrieksomgeving een heel eigen samenleving bestaat, fascineert me en zet mijn verbeelding aan het werk.’
Nuchter
Het schrijversvak was niet haar eerste keuze: in eerste instantie studeerde Bianca aan de Kunstacademie in Groningen. Maar al voor die tijd kriebelde het idee dat het erg leuk zou zijn om verhalen te schrijven, nog voor ze een letter op papier had gezet. ‘Maar ik had geen idee hoe je zoiets doet. Toen verhuisde ik naar Rotterdam en kwam ik er achter dat je gewoon een cursus kan volgen waarin je leert hoe je verhalen schrijft. Later kwam ik er achter dat er zelfs zoiets bestaat als een Schrijversvakschool. Die opleiding ben ik gaan doen en in het derde jaar besloot ik voor mijzelf dat ik schrijver was.’Vanaf dat moment wijdt Boer zich volledig aan het schrijversvak. ‘Ik werk ideeën uit tot verhalen die ik vervolgens een tijdje laat rusten. Rijpen is misschien het goede woord. Later, als ik het geschrevene met enige afstand kan herlezen, bewerk ik ze. In sommige gevallen herschrijf ik het verhaal zelfs volledig. Net zo lang tot ik het gevoel heb dat het goed is.’ Boer voelt dan ook nooit de behoefte om later opnieuw te schaven in definitieve versies. Nuchter als ze is: ‘Als het goed is, is het goed.’
Zo uitgesproken is ze ook over de Schrijversvakschool. ‘Iedereen kan schrijven leren. Ik kom uit hetzelfde dorp als Arjen Robben. En ik ben ervan overtuigd dat ik kan leren voetballen, net zo goed als ik ervan overtuigd ben dat Arjen kan leren om verhalen te schrijven. De Schrijversvakschool Amsterdam heeft me handvatten gegeven waardoor ik professioneel aan de slag kan. Wat je daarnaast nodig hebt is natuurlijk talent. Want al kan ik leren voetballen, een prof zal ik niet worden.’
Uitgever
Wie publiceert, krijgt onherroepelijk ook te maken met het gilde der recensenten. In het geval van Bianca zijn de commentaren overwegend positief. ‘Over het algemeen vind ik dat er goed inhoudelijk wordt becommentarieerd, al valt het wel op dat er veel slordige fouten worden gemaakt in bijvoorbeeld de namen van hoofdpersonen uit de verhalen. Dat vind ik jammer.’
Een ander aspect van publiceren is het vinden van een uitgever. Boer daarover: ‘Ik bof enorm met mijn uitgever. Het is een goede uitgeverij die het boek met veel liefde heeft gerealiseerd. Mijn uitgever en redacteur lezen zeer kritisch en zorgvuldig. Ze bemoeien zich pas met het manuscript als het in een vergevorderd stadium is. Dat vind ik erg prettig. Pas in het laatste stadium maak je het helemaal goed. Tot die tijd zie ik de dingen die nog beter kunnen zelf wel. Het is een boek geworden dat ikzelf in de winkel zou oppakken.’
Daarmee is ze niet de enige, gezien de positieve ontvangst van Troost en de geur van koffie. Met publicatie, de prijzen of nominaties en de lovende kritieken kan ze zich succesvol noemen. Heeft het haar veranderd? ‘Het boek kreeg een positieve ontvangst, dat is waar. Maar er zijn nu na een jaar ongeveer 1500 boeken verkocht, dus het is nog niet zo dat het publiek mij massaal heeft ontdekt. Maar uiteindelijk gaat het me helemaal niet om succes. Ik wil gewoon mooie verhalen schrijven.’